Uw zoekopdracht leverde 808 beslissingen op:
Zaaknummer: 15.020T
De jeugdprofessional is er niet in geslaagd om te leren van complexe en moeilijke zaken waarin haar handelen en neutraliteit op de proef worden gesteld.
Open
Zaaknummer: 15.006B
Appellant wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk in hoger beroep
Open
Zaaknummer: 15.014Ta & 15.014Tb
Moeder van twee zonen, waarvan de oudste uit huis geplaatst is, en de jongste onder toezicht is gesteld, klaagt over twee gezinsvoogden wegens slechte samenwerking, slechte communicatie en gebrek aan vertrouwen.
Open
Zaaknummer: 15.010T
Klacht tegen jeugdzorgwerker over het onbereikbaar zijn en over het niet handelen in het belang van het kind.
Open
Zaaknummer: 15.005T
De jeugdzorgwerker wordt machtsmisbruik verweten, dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt en niet in het belang van de dochter heeft gehandeld.
Open
Zaaknummer: 15.009T
De jeugdzorgwerker wordt verweten dat zij de belangen van de kinderen niet heeft gediend en tekort is geschoten in de integriteit en de bejegening.
Open
Zaaknummer: 14.002Tb
In deze tussenbeslissing oordeelt het College dat vader ontvankelijk is in zijn klacht. De inhoudelijke behandeling van de klacht vindt plaats tijdens een nader te bepalen zitting.
Open
Zaaknummer: 14.002Ta
In deze tussenbeslissing oordeelt het College dat vader ontvankelijk is in zijn klacht. De inhoudelijke behandeling van de klacht vindt plaats tijdens een nader te bepalen zitting.
Open
Zaaknummer: 14.002Tc
In deze tussenbeslissing oordeelt het College dat vader ontvankelijk is in zijn klacht. De inhoudelijke behandeling van de klacht vindt plaats tijdens een nader te bepalen zitting.
Open
Zaaknummer: 15.011T
De jeugdprofessional wordt verweten dat zij geen invoelingsvermogen heeft en dat zij niet kan of wil samenwerken met de moeder. Tevens verwijt de moeder de jeugdprofessional dat zij het aanwezig zijn van de uit huis geplaatste kinderen op het huwelijksfeest van ouders heeft tegengewerkt.
Open
15.020T
Het doel van een tuchtrechtelijke waarschuwing is dat de jeugdprofessional reflecteert op zijn of haar beroepsmatig handelen en de gevolgen van dat handelen in ogenschouw neemt. Het College is van oordeel dat gezinsvoogd onvoldoende blijk heeft gegeven van reflectie na een tuchtrechtelijke beslissing van de NVMW (nu: BPSW) en het College van Beroep van SKJ, en acht daarmee artikel S van de Beroepscode (reflectie) geschonden. Dat gezinsvoogd niet heeft gereflecteerd op deze uitspraken blijkt voorts uit het nalaten om contact op te nemen met moeder na de uitspraak van het College van Toezicht van het NVMW (nu: BPSW). Door zich te beroepen op de (toentertijd) herroepelijke status van de uitspraak vanwege een ingesteld beroep hiertegen gaat gezinsvoogd willens en wetens voorbij aan het leereffect van deze uitspraak.
Door het herhalen van uitspraken en belevingen die niet of onvoldoende zijn onderbouwd met feiten en objectiveerbare gronden schendt gezinsvoogd tevens artikel E uit de beroepscode (respect) omdat zij de keuzes van moeder in de opvoeding en ontwikkeling van haar kind niet respecteert. De gezinsvoogd heeft niet aangetoond dat zij er alles aan heeft gedaan om klaagster te informeren. Hiermee is artikel F uit de Beroepscode (voorzien van informatie) geschonden.
Het College stelt vast dat gezinsvoogd er niet in is geslaagd om te leren van complexe en moeilijke zaken waarin het handelen en de neutraliteit van de jeugd professional op de proef wordt gesteld. Vanwege de ernst van de feiten en de verwijtbaarheid legt het College een voorwaardelijke schorsing op. Ter voorkoming van de schorsing dient gezinsvoogd een LVSC gecertificeerd supervisietraject te volgen. De opgelegde maatregel is uitvoerbaar bij voorraad.
15.006B
Volgens klager had aangeklaagde aanwezig moeten zijn bij een gesprek in [maand] 2014 naar aanleiding van de klacht van klager bij de instelling, waar zij in dienst is. Aldus werden haar bevindingen over pleegouder [A] niet betrokken bij de klachtafhandeling.
Binnen de beroepstermijn heeft klager beroep ingesteld bij het College van Beroep. Het beroepsschrift werd onvoldoende concreet beoordeeld, en klager is een termijn van twee weken gegeven om dit te verbeteren. Klager heeft de termijn voor indiening van een verbeterd beroepsschrift met tien dagen overschreden. Het College van Beroep oordeelt dat klager royaal in de gelegenheid is gesteld om tijdig een behoorlijk beroepsschrift in te dienen. Door dit na te laten, dient hij conform artikel 35 van het Tuchtreglement niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het College heeft desondanks onderzocht, en geconstateerd dat het bewuste gesprek, waarbij aangeklaagde aanwezig had moeten zijn volgens klager, heeft plaatsgevonden na [datum] 2014, het tijdstip van registratie van beklaagde. Bij een voldoende concreet en tijdig ingediend beroepschrift zou het in zoverre ontvankelijk zou zijn geweest. Maar ook dan zou de klacht van klager zijn gestrand, omdat hij ook in zijn tweede beroepschrift niet aangeeft waarom aangeklaagde aanwezig zou moeten zijn geweest bij een gesprek, dat georganiseerd werd door de betreffende instelling en waarbij een klacht in algemene termen gericht was tegen deze instelling.
15.014Ta & 15.014Tb
De gezinsvoogden, ieder verantwoordelijk voor één zoon, treden altijd gezamenlijk op en zijn derhalve inwisselbaar zodat de continuïteit gewaarborgd is. Het College stelt vast dat de gezinsvoogden voldoende hebben aangetoond dat zij de samenwerking met klaagster hebben nagestreefd, en hebben gehandeld in het belang van de kinderen. Ook weegt het College mee dat de rechtbank in een beschikking heeft bepaald dat nu de samenwerking tussen moeder en gezinsvoogden niet op gang is gekomen, de gezinsvoogden zich dienden te richten op het belang van de kinderen. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.
15.010T
Dochter woont vanaf haar tweede jaar in een pleeggezin. Moeder en dochter hebben eenmaal per maand een uur omgang met elkaar. Een verzoek van moeder tot uitbreiding van de omgangsregeling is afgewezen. De klacht van moeder heeft betrekking op het niet aanwezig zijn van de gezinsvoogd bij een door moeder georganiseerde eigen kracht-conferentie, en de onbereikbaarheid van de gezinsvoogd. Zij heeft ook een klacht ingediend bij de instelling waar de gezinsvoogd werkt, maar hier heeft zij niks meer van gehoord. Nu dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op het handelen van de gezinsvoogd, is klaagster niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.
De gezinsvoogd heeft naar voren gebracht dat zij, behalve het gedeelte over de eigen kracht-conferentie, niet weet over welke situatie(s) moeder het heeft wanneer zij klaagt over de onbereikbaarheid. Wellicht komt dit gevoel van moeder voort uit het contact dat de afgelopen maanden minder is geworden dan voorheen. Verder heeft de gezinsvoogd te kennen gegeven dat zij een eigen kracht-conferentie met als onderwerp de omgang met dochter niet zinvol heeft geacht. Zij heeft hierover contact gehad met een coördinator van de conferentie, en bij haar aangegeven dat zij niet zou komen. Het klachtonderdeel is ongegrond.
15.005T
Moeder, sinds 2005 ontheven van het gezag van haar dochter S. die in een pleeggezin woont, dient een klacht in tegen de gezinsvoogd over het verstrekken van onjuiste gegevens, niet handelen in het belang van haar dochter en machtsmisbruik. In het bijzonder vindt moeder dat gezinsvoogd meer bezoekmomenten voor haar en haar dochter had moeten regelen.
De gezinsvoogd voert op alle onderdelen gemotiveerd verweer. Zo zijn er wel degelijk afspraken gemaakt, op verzoek van moeder telefonisch of face-to-face omdat zij dit prettiger vindt dan schriftelijk. Moeder heeft zich echter zelf meerdere malen niet aan gemaakte afspraken gehouden. Ook heeft de gezinsvoogd, in overleg met andere professionals, bepaald dat meer contact van S. met haar moeder schadelijk is voor de ontwikkeling van S.
Het College stelt vast dat de gezinsvoogd heeft gehandeld vanuit een visie waarbij het belang van S. altijd voorop heeft gestaan en dus heeft gehandeld zoals het een zorgvuldig handelend jeugdzorgwerker betaamt. Alle klachten worden ongegrond verklaard.
15.009T
Moeder van 2 dochtertjes, gescheiden en met gedeeld ouderlijk gezag, klaagt over oudervoogd omdat zij de belangen van de kinderen niet zou hebben gediend, tekort zou zijn geschoten in integriteit en bejegening en een bijzonder amicale verhouding zou hebben met vader. Het College van Toezicht verklaart alle klachten ongegrond.
De kinderen zijn, na een weekend waarin zij bij vader verbleven, uit huis geplaatst bij een pleeggezin. Mogelijk is er tijdens dit weekend sprake geweest van seksueel misbruik van de kinderen. Moeder verwijt de oudervoogd dat de rechter door haar toedoen, en op grond van onjuiste informatie is gekomen tot de beslissing om de kinderen uit huis te plaatsen.
De oudervoogd geeft aan dat zij heeft geluisterd naar moeder en niet partijdig is, maar dat zij in visie verschillen over welke stappen gemaakt moeten worden in het belang van de ontwikkeling van de kinderen. Het College stelt vast dat alle klachten ongegrond zijn en dat de oudervoogd heeft gehandeld zoals het een zorgvuldig handelend oudervoogd betaamt.
14.002Tb
Het College is van oordeel dat hij bevoegd is te oordelen over het handelen of nalaten van jeugdprofessionals in de periode vóór de erkenning van het beroepsregister van SKJ in november 2014. Het College stelt vast dat beklaagde al eerder is geregistreerd bij het door SKJ overgenomen Beroepsregister Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw), en ook daar onderworpen was aan de algemene tuchtnorm. Op grond hiervan komt het College tot het oordeel dat hij bevoegd is te oordelen over het handelen en nalaten van de jeugdprofessionals vanaf het moment van registratie bij het BAMw.
14.002Ta
Het College is van oordeel dat hij bevoegd is te oordelen over het handelen of nalaten van jeugdprofessionals in de periode vóór de erkenning van het beroepsregister van SKJ in november 2014. Het College stelt vast dat beklaagde al eerder is geregistreerd bij het door SKJ overgenomen Beroepsregister Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw), en ook daar onderworpen was aan de algemene tuchtnorm. Op grond hiervan komt het College tot het oordeel dat zij bevoegd is te oordelen over het handelen en nalaten van de jeugdprofessionals vanaf het moment van registratie bij het BAMw.
14.002Tc
Het College is van oordeel dat hij bevoegd is te oordelen over het handelen of nalaten van jeugdprofessionals in de periode vóór de erkenning van het beroepsregister van SKJ in november 2014. Het College stelt vast dat beklaagde al eerder is geregistreerd bij het door SKJ overgenomen Beroepsregister Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw), en ook daar onderworpen was aan de algemene tuchtnorm. Op grond hiervan komt het College tot het oordeel dat hij bevoegd is te oordelen over het handelen en nalaten van de jeugdprofessionals vanaf het moment van registratie bij het BAMw.
15.011T
De moeder van vijf onder toezicht gestelde kinderen klaagt de jeugdprofessional aan voor niet adequate communicatie, tegenwerken van aanwezigheid kinderen op huwelijksfeest ouders en gebrek aan invoelingsvermogen. Alle klachten worden door het College van Toezicht ongegrond verklaard.
De jeugdprofessional voert gemotiveerd verweer tegen alle klachten. Zij herkent zich niet in de weergave van de moeder. Wel geeft ze aan dat het mogelijk is dat de ouders haar voortvarende manier van werken als direct en onprettig ervaren hebben, echter is dit nooit de opzet geweest. Het belang van de kinderen heeft te allen tijde voorop gestaan. De jeugdprofessional vermoedt dat zij niet heeft kunnen voldoen aan het verwachtingspatroon van de ouders, en dat daardoor de beleving van de communicatie tussen de moeder en haarzelf zo ver uit elkaar ligt.
Het eerste verwijt van de moeder wordt door het College van Toezicht ongegrond verklaard doordat de feitelijke gang van zaken niet vastgesteld kan worden. De moeder verweet de jeugdprofessional dat zij haar bij het eerste contact geen hand had gegeven en zij verwijt haar bepaalde uitspraken te hebben gedaan. De rest van de klachten wordt op grond van het verweer van de jeugdprofessional ongegrond verklaard.