22.067Ta

College van Toezicht
Download beslissing
Beslissingsdatum:
19/04/2023
Kamer:
Pedagogen
Ontvankelijkheid:
Deels niet-ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Instelling:
Lokaal team (sociaal team, wijkteam, CJG)
Oordeel:
Ongegrond
Maatregel:
Geen maatregel
De moeder wordt gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht wegens verval. De orthopedagoog werd verweten te hebben getracht afspraken af te dwingen die niet in het belang van de dochter waren, niet meerzijdig partijdig te zijn geweest in de hulpverlening en niet te hebben voldaan aan de vereiste zorgvuldige dossiervorming.

De klacht is ingediend door [de moeder], hierna te noemen: de moeder. Haar gemachtigde is [de gemachtigde], vertrouwenspersoon bij AKJ.

De klacht is ingediend tegen [de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als orthopedagoog bij [de instelling]. De jeugdprofessional staat als pedagoog geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd. Haar gemachtigde is de heer mr. G.P. Wempe, advocaat te Drachten.

De hybride mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023 in aanwezigheid van de jeugdprofessional, en de gemachtigden. De jeugdprofessional en haar gemachtigde zijn digitaal bij de behandeling aanwezig geweest. De moeder was met bericht afwezig. Namens SKJ was een toehoorder aanwezig.

Het College gaat uit van:

  • Het klaagschrift (ontvangen op 2 maart 2022);
  • het verweerschrift (ontvangen op 11 november 2022);
  • de door de gemachtigde van de moeder overgelegde pleitnota;
  • het door de moeder overgelegde slotwoord;
  • en wat er is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de klacht.

1     De feiten

1.1 De moeder heeft een minderjarige dochter, geboren in 2013.

1.2 De moeder en haar ex-partner, de vader van de dochter, zijn sinds 2016 uit elkaar. Het ouderlijk gezag over de kinderen wordt gezamenlijk uitgeoefend door de ouders. De hoofdverblijfplaats van de dochter is bij de moeder.

1.3 Het gezin maakte vanaf de zomer van 2017 gebruik van vrijwillige hulpverlening ter ondersteuning bij de omgangsregeling en het verbeteren van communicatie tussen de ouders.

1.4 De jeugdprofessional was betrokken als orthopedagoog in opdracht van de gemeente.

2     Het beoordelingskader

2.1 Het College beantwoordt de vraag of de bij SKJ geregistreerde jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en toetst dit handelen aan de algemene tuchtnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende Beroepscode voor pedagogen, versie 2017 (hierna te noemen: de Beroepscode), de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

3     Beoordeling van de klacht

De klacht bestaat uit vier klachtonderdelen. Deze worden hieronder weergegeven en vervolgens beoordeeld.

3.1 Klachtonderdeel 1

3.1.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat ze getracht heeft zonder toestemming contact op te nemen met de school van de dochter. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.1.2 Het College oordeelt als volgt. Bij een intern overleg bij de gemeente op 16 januari 2019 besloot de jeugdprofessional dat het wenselijk zou zijn om kindgesprekken te voeren met de dochter. Dit werd ter akkoord voorgelegd aan de ouders op 24 januari 2019. De moeder gaf aan het hier niet mee eens te zijn. In februari 2019 nam de jeugdprofessional meermaals contact op met de moeder om tot een akkoord betreffende de kindgesprekken te komen. Op 12 februari 2019 mailde de jeugdprofessional dat er zonder tegenreactie van instemming wordt uitgegaan en ze contact zal opnemen met de school. De jeugdprofessional stelt dat de moeder niet-ontvankelijk geacht kan worden in dit klachtonderdeel nu de verweten gedraging ziet op de periode van voor drie jaar voorafgaand aan de klacht.

Het College overweegt dat op grond van artikel 6.5 van het Tuchtreglement, versie 1.5 de mogelijkheid tot het indienen van een klacht vervalt na drie jaar. Deze termijn begint op de dag volgend op die waarop het desbetreffende handelen heeft plaatsgevonden, dan wel volgend op het moment waarop de belanghebbende van het handelen op de hoogte raakte. Het klaagschrift is door het College ontvangen op 2 maart 2022. Hoewel de moeder stelt dat er tot 5 maart is gecommuniceerd over de kindgesprekken, oordeelt het College als volgt. De mail waaruit een eventuele poging tot contact opnemen met de school zonder toestemming kan voortvloeien, dateert van 12 februari 2019. Nu het handelen van de jeugdprofessional plaatsvond in januari 2019 dient geconcludeerd te worden dat de vervaltermijn van 3 jaar is overschreden. Op grond van artikel 7.7.1 onder g Tuchtreglement verklaart het College de moeder niet ontvankelijk in haar klacht.

3.1.3 Het College is van oordeel dat de moeder niet ontvankelijk is in klachtonderdeel 1.

3.2 Klachtonderdeel 2

3.2.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij heeft getracht afspraken af te dwingen die niet in het belang van de dochter waren. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.2.2 De moeder stelt dat ze na het interne overleg van 16 januari 2019 werd gedwongen zich te houden aan omgangsafspraken. Deze betreffen onder meer het overnachten van de dochter bij de familie van de vader en een verbod op telefonisch contact op de momenten dat de dochter bij de familie van de vader verbleef. Ze acht de afspraken niet in het belang van de dochter aangezien de jeugdprofessional volgens de moeder onvoldoende rekening houdt met het belang van een veilig gevoel voor de dochter. Het belverbod acht de moeder bijvoorbeeld niet in het belang van de dochter. De jeugdprofessional meent dat het niet helder is op wiens gedrag dit klachtonderdeel toeziet en op welke manier de afspraken niet in het belang van de jeugdige zouden zijn. (Veilige) omgang met de vader is namelijk in het belang van de dochter en daarvoor is al het nodige volgens de jeugdprofessional gedaan.

Het College oordeelt als volgt. De moeder is van mening dat afspraken werden afgedwongen die niet in het belang zijn van de dochter. Het College stelt dat er niet geoordeeld kan worden dat er sprake is van dwang. De moeder heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat de jeugdprofessional dwang zou hebben toegepast. Het handelen van de jeugdprofessional is te kwalificeren als de regie voeren ter uitvoering van de gemaakte afspraken. Daarnaast oordeelt het College dat de gemaakte afspraken aannemelijk in het belang van de dochter zijn. De jeugdprofessional heeft ter zitting gemotiveerd dat belcontacten, die moeder wenselijk vindt voor het veilige gevoel van de dochter, het contact tussen de dochter de vader (en zijn familie) ontregelt. Hierdoor oordeelt het College dat de jeugdprofessional de regie voert ter realisatie van afspraken die aannemelijk in het belang zijn van de jeugdige.

3.2.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

3.3 Klachtonderdeel 3

3.3.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij niet meerzijdig partijdig is geweest in de hulpverlening. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.3.2 Bij het indienen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming in maart 2019 vroeg de moeder het dossier op bij de gemeente. Het dossier werd op 6 maart 2019 aan de moeder bezorgd. De moeder is van mening dat in het dossier gebeurtenissen onjuist zijn weergegeven en dat zij wordt aangeduid als degene door wie de hulpverlening stagneert. Als voorbeeld verwijst de moeder naar de manier waarop de jeugdprofessional over haar communiceert aan de andere hulpverleners op 19 december 2018. Op die dag zou er een hulpverleningsgesprek plaatsvinden waarbij de netwerkpersonen aanwezig zouden zijn. Twee dagen eerder bleek dat de tante van de dochter op de geplande datum niet aanwezig kon zijn waardoor de moeder het gesprek wilde uitstellen. De jeugdprofessional heeft hierover gesteld dat de moeder, naast de afwezigheid van de tante ook wegens onenigheid over de afspraken, het gesprek wilde annuleren. Ook stelde de jeugdprofessional dat de moeder een patroon vertoont van hulp willen en afspraken willen maken, maar hier geregeld op terug komt. De jeugdprofessional acht de gestuurde e-mail van 19 december 2018 een correcte weergave van de situatie en berustend op uitspraken van de moeder.

Het College oordeelt als volgt. Noch de mail van 19 december 2018, noch de andere ingediende stukken duiden op het niet meerzijdig partijdig zijn van de jeugdprofessional. De jeugdprofessional bleef naar oordeel van het College binnen de grenzen van de redelijke beroepsuitoefening.

3.3.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

3.4 Klachtonderdeel 4

3.4.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij niet heeft voldaan aan de vereiste zorgvuldige dossiervorming. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.4.2 De moeder is van mening dat uit het dossier dat haar op 6 maart 2019 werd toegezonden bleek dat de jeugdprofessional niet voldeed aan de vereiste dossiervorming. Er ontbreken volgens de moeder namelijk gespreksverslagen. De jeugdprofessional acht dit klachtonderdeel niet specifiek genoeg aangezien het niet duidelijk is welke gespreksverslagen er zouden ontbreken. Daarnaast stelt de jeugdprofessional bij de mondelinge behandeling dat alle contacten die ze had in het dossier vervat zijn. De contacten met de vader zijn niet overgelegd om privacy redenen. Specifieke voorbeelden van ontbrekende verslagen konden tijdens de mondelinge behandeling door de gemachtigde van de moeder niet worden aangedragen.

Het College oordeelt als volgt. Aan het woord van de één kan niet meer geloof worden gehecht dan aan het woord van de ander. In gevallen als deze is het vaste jurisprudentie dat het verwijt van de moeder niet gegrond kan worden bevonden, nu het College niet de feiten kan vaststellen die hieraan ten grondslag liggen.

3.4.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4     De beslissing

Het College komt tot de volgende beslissing:

  • De moeder is niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1;
  • klachtonderdelen 2, 3 en 4 zijn ongegrond.

Deze beslissing is op 19 april 2023 genomen door het College van Toezicht in de samenstelling van mr. R. Orie (voorzitter), A.T.S. Ververs en T. Roosblad (beiden lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mr. F. Goossens (secretaris).

mr. R. Orie, voorzitter
mr. F. Goossens, secretaris