21.138Ta-W1.W2.W3.W4.W5

College van Toezicht
Download beslissing
Beslissingsdatum:
25/05/2022
Kamer:
Jeugdzorgwerkers
Ontvankelijkheid:
Niet-ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Gerelateerde beslissingen:
21.138Ta
Oordeel:
N.v.t.
Maatregel:
Geen maatregel
De verzoekster is niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek. De wrakingskamer is van oordeel dat de verzoekster het wrakingsverzoek buiten een redelijke termijn na het bekend worden van de wrakingsgronden heeft ingediend.

De wrakingskamer heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

de heer mr. R. Orie, voorzitter,
mevrouw D.J.E. de Graaf, lid-beroepsgenoot,
de heer W.M.P. van Engelen, lid-beroepsgenoot,

over het door:

[de verzoekster], beklaagde in zaak 21.138Ta, hierna te noemen: de verzoekster,

op 5 april 2022 ingediende wrakingsverzoek tegen:

  • mevrouw mr. S.C. van Duijn, voorzitter van het College van Toezicht in zaak 21.138Ta, hierna te noemen: de voorzitter,
  • mevrouw mr. C.M.H.M. van Lent, lid-jurist van het College van Toezicht in zaak 21.138Ta, hierna te noemen: de lid-jurist,
  • mevrouw T. van der Leest-Folkerts, lid-beroepsgenoot van het College van Toezicht in zaak 21.138Ta, hierna te noemen: beroepsgenoot A,
  • mevrouw F.A. Leeflang, lid-beroepsgenoot van het College van Toezicht in zaak 21.138Ta, hierna te noemen: beroepsgenoot B,
  • de heer E.A.J. Ouwerkerk, lid-beroepsgenoot van het College van Toezicht in zaak 21.138Ta, hierna te noemen: beroepsgenoot C, gezamenlijk aan te duiden als: het College.

De verzoekster wordt bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. G.E. Knol, advocaat te Hoogezand, hierna te noemen: de gemachtigde.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. I.L.I. Bossert.

1     Het verloop van de procedure

1.1 De gemachtigde heeft op 5 april 2022, namens de verzoekster, een wrakingsverzoek ingediend tegen het College.

1.2 Op 28 april 2022 is de gemachtigde van klager in de zaak 21.138Ta geïnformeerd dat de behandeling van de klacht – die op 18 juli 2022 zou plaatsvinden – wordt aangehouden totdat de wrakingskamer een beslissing heeft genomen.

1.3 De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het wrakingsverzoek.

1.4 Het College en de gemachtigde van de verzoekster zijn op 16 mei 2022 geïnformeerd dat de wrakingskamer op 19 mei 2022 bij elkaar zal komen om te beoordelen of de verzoekster ontvankelijk is in het wrakingsverzoek volgens de vereisten van het Wrakingsprotocol (versie 1.3).

1.5 Op 19 mei 2022 is het wrakingsverzoek door de wrakingskamer behandeld.

1.6 De beslissing is op 25 mei 2022 verzonden.

2     De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1 De wrakingskamer overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek als volgt. Op grond van artikel 1.5 van het Wrakingsprotocol dient een wrakingsverzoek te worden ingediend zodra de wrakingsgronden bij de verzoeker bekend zijn. Het indienen van een wrakingsverzoek kan tot aan de dag waarop de beslissing in de hoofdzaak aan partijen wordt verzonden. Ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek moest de behandeling van de hoofdzaak nog plaatsvinden.

2.2 De vraag die nu aan de wrakingskamer voorligt is of het wrakingsverzoek tijdig is ingediend. De wrakingskamer beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt. Op 26 januari 2022 heeft de verzoekster de beslissing van het College van Toezicht over de ontvankelijkheid van de klacht met zaaknummer 21.138Ta ontvangen van SKJ. Het wrakingsverzoek is circa tien weken na de beslissing van het College van 26 januari 2022 over de ontvankelijkheid van de klacht ingediend. De wrakingskamer constateert dat de gronden van het wrakingsverzoek toezien op de genoemde beslissing van het College van Toezicht. Hoewel een procespartij die het indienen van een wrakingsverzoek overweegt enige bedenktijd moet worden gegund, acht de wrakingskamer een bedenktijd van circa tien weken onevenredig lang. De wrakingskamer is derhalve van oordeel dat de verzoekster het wrakingsverzoek buiten een redelijke termijn na het bekend worden van de wrakingsgronden heeft ingediend.

3.3 De wrakingskamer is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3     De beslissing

Dit alles overwegende komt de wrakingskamer tot de volgende beslissing:

  • verklaart de verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.

Aldus gedaan door de wrakingskamer en op 25 mei 2022 toegezonden aan de gemachtigde van verzoekster, het College en de gemachtigde van klager in zaaknummer 21.138Ta.

de heer mr. R. Orie, voorzitter
mevrouw mr. I.L.I. Bossert, secretaris