22.335Ta

College van Toezicht
Download beslissing
Beslissingsdatum:
10/03/2023
Kamer:
Jeugd- en Gezinsprofessionals
Ontvankelijkheid:
Ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Instelling:
Lokaal team (sociaal team, wijkteam, CJG)
Oordeel:
Gegrond
Maatregel:
Waarschuwing
Artikel beroepscode:
Verslaglegging en dossiervorming (15,M)
Een gezinswerker heeft feiten en conclusies onzorgvuldig gerapporteerd.

Klager is [de vader], hierna te noemen: de vader. Zijn gemachtigde is [de gemachtigde], vertrouwenspersoon bij AKJ.

Beklaagde is [de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugd en gezinswerker bij [de stichting]. De jeugdprofessional staat als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd. Haar gemachtigde is de heer mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 27 januari 2023 in aanwezigheid van de vader, de jeugdprofessional en hun gemachtigden. Namens SKJ waren twee toehoorders aanwezig.

Het College gaat uit van:

  • het klaagschrift, ontvangen op 21 september 2022;
  • het verweerschrift, ontvangen op 13 december 2022;
  • wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de klacht;
  • de door de vader overgelegde pleitnota.

1     De feiten

1.1 De vader heeft een minderjarige zoon, geboren in 2017. De vader en zijn ex-vrouw, de moeder van de zoon, zijn gescheiden op 31 juli 2020. Het ouderlijk gezag over hun zoon wordt gezamenlijk uitgeoefend door de ouders.

1.2 In juni 2020 is een zorgmelding bij Veilig Thuis gedaan vanwege een vermoeden van kindermishandeling door de moeder. Veilig Thuis adviseerde om een hulpverleningsplan op te stellen. Daarbij raakte de jeugdprofessional in maart 2021 betrokken om een gezinsplan op te stellen ten behoeve van de moeder. De vader werd ondersteund door een collega van de jeugdprofessional.

1.3 Na een klachtgesprek op 1 oktober 2021 tussen de vader, de leidinggevende van de jeugdprofessional en de jeugdprofessional is de hulpverlening van de jeugdprofessional aan de moeder gestopt.

2     Het beoordelingskader

2.1 Het College beantwoordt de vraag of de bij SKJ geregistreerde jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en toetst dit handelen aan de algemene tuchtnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende Beroepscode, de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd. Het College merkt op dat op de onderhavige klacht de Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, versie 2017, van toepassing is gelet op de aanvang van de klachtperiode en het handelen dat hieruit voortvloeide. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

3     Beoordeling van de klacht

De klacht wordt hieronder weergegeven en vervolgens beoordeeld.

3.1 De klacht

3.1.1 De vader verwijt de jeugdprofessional dat zij feiten en conclusies onzorgvuldig rapporteert. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.1.2 Het College acht de klacht gegrond en oordeelt daartoe als volgt. De vader stelt dat in het gezinsplan van 1 maart 2021, dat de jeugdprofessional heeft opgesteld, onjuistheden zijn opgenomen en ongefundeerde beweringen zijn gedaan. Dit gezinsplan is ingediend bij de rechtbank, waardoor deze informatie volgens de vader is meegenomen bij de beslissing van de rechter van 20 september 2021. De vader geeft twee voorbeelden. Ten eerste dat de jeugdprofessional ten onrechte in het gezinsplan heeft opgenomen dat de vader op de hoogte was van de onbegeleide omgang tussen de moeder en de zoon en daarvoor toestemming zou hebben gegeven. De vader stelt dat hij pas voor het eerst in de rechtbank vernam dat de omgang onbegeleid plaatsvond, terwijl hem was verzekerd dat er altijd begeleiding zou zijn. Dat bleek niet het geval. Ten tweede heeft de jeugdprofessional volgens de vader ten onrechte in het gezinsplan opgenomen dat de vader geen ernstige zorgen meer zou hebben. De vader stelt dat hij heeft aangegeven dat hij de moeder niet alleen vertrouwt met hun zoon, maar dat hij er zich bij neer zou leggen als een rechter oordeelt dat het contact onbegeleid kan plaatsvinden. Dat betekent volgens vader echter niet dat hij geen ernstige zorgen heeft.

De jeugdprofessional voert, kort samengevat aan, dat de term “gezinsplan” weliswaar verwarrend is, maar dat het om een vertrouwelijk document ging dat ten behoeve van de moeder was opgesteld. Het was niet opgesteld ten behoeve van een derde of een rechter. De jeugdprofessional ging bij het opstellen van het gezinsplan uit van vaststaande feiten en hetgeen de moeder haar vertelde. Bovendien was de zoon dagelijks bij de moeder en heeft de vader nooit een opmerking gemaakt over het (on)begeleide contact, waardoor de jeugdprofessional geen aanleiding zag tot gesprek hierover. Ten aanzien van de zinsnede dat de vader geen zorgen meer heeft voert de jeugdprofessional aan dat dit opgenomen is onder het kopje “Visie van de gezinswerker”. De jeugdprofessional concludeerde dit uit de opmerking van de vader dat hij zich neer zou leggen bij de rechterlijke beslissing.

Op grond van artikel M (Verslaglegging/dossiervorming) van de Beroepscode moet verslaglegging en dossiervorming plaatsvinden conform de beroepsstandaard. De jeugdprofessional heeft tot op zekere hoogte een eigen professionele vrijheid in het kiezen van formuleringen in haar rapportages. Zij moet zich daarbij bewust zijn van de impact van hetgeen wordt gerapporteerd, omdat dit mogelijk ingrijpende gevolgen kan hebben voor de betrokkenen. De jeugdprofessional heeft dit naar het oordeel van het College onvoldoende ingezien. Het College volgt de jeugdprofessional niet in haar verweer over de aard van het document. Het gezinsplan is dan wel opgesteld voor moeder en niet ten behoeve van een derde, toch werd het ingebracht in een procedure waardoor het document een breder bereik kreeg. De jeugdprofessional had zich dienen te realiseren dat het gezinsplan door de moeder ook in andere context gebruikt en ingebracht zou kunnen worden. Daarnaast overweegt het College dat de jeugdprofessional contact had kunnen opnemen met de vader ter verificatie van moeders informatie. Hierdoor hadden eventuele aannames in het gezinsplan vermeden kunnen worden. Verder overweegt het College dat de jeugdprofessional weliswaar toegelicht heeft op basis van welke informatie en waarnemingen zij de door de vader aangehaalde zinnen in het gezinsplan heeft opgenomen, maar dit had naar het oordeel van het College uit het gezinsplan zelf moeten blijken. Het is van belang dat een jeugdprofessional feiten en meningen gescheiden beschrijft, bronvermeldingen opneemt en informatie controleert. Het College concludeert dat de jeugdprofessional niet in lijn met artikel M (Verslaglegging/dossiervorming) van de Beroepscode heeft gehandeld.

3.1.3 Het College is van oordeel dat de klacht gegrond is.

4     Maatregel: waarschuwing

4.1 Het College ziet aanleiding om de jeugdprofessional een waarschuwing op te leggen. Naar het oordeel van het College heeft de jeugdprofessional onzorgvuldig gehandeld bij het opstellen van het gezinsplan. Hierover heeft de jeugdprofessional onvoldoende gereflecteerd. De jeugdprofessional heeft weliswaar aangevoerd dat er organisatorisch verschillende zaken anders aangepakt hadden kunnen worden, maar ten aanzien van het opstellen van het gezinsplan heeft het College bij de jeugdprofessional onvoldoende reflectie gezien. Omdat het de eerste tuchtklacht is die tegen de jeugdprofessional is ingediend en het College ervan uitgaat dat de jeugdprofessional alsnog leert van deze klacht en haar handelen aanpast, acht het College het passend om een maatregel van waarschuwing op te leggen.

5     De beslissing

Het College komt tot de volgende beslissing:

  • de klacht is gegrond;
  • aan de jeugdprofessional wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Deze beslissing is op 10 maart 2023 genomen door het College van Toezicht in de samenstelling van mr. D.J.B. de Wolff (voorzitter), W.M.P. van Engelen en H.W. Kamphof (beiden lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mr. F. Goossens (secretaris).

mr. D.J.B. de Wolff, voorzitter
mr. F. Goossens, secretaris