21.593Ta

College van Toezicht
Download beslissing
Beslissingsdatum:
17/11/2022
Kamer:
Jeugd- en Gezinsprofessionals
Ontvankelijkheid:
Ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Instelling:
Lokaal team (sociaal team, wijkteam, CJG)
Oordeel:
Ongegrond
Maatregel:
Geen maatregel
Een ambulant begeleider wordt verweten dat zij gelogen heeft in de rapportages en vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met de vader. Daarnaast zou zij verkeerd gehandeld hebben door de kinderen alleen te laten met de vader en hierover te liegen tegen de moeder.

Klager is [de moeder], hierna te noemen: de moeder.

Beklaagde is [de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als ambulant begeleider bij [de organisatie], hierna te noemen: de organisatie. De jeugdprofessional staat als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd. Haar gemachtigde is mevrouw mr. D. Schut-Wolfs, jurist bij DAS Rechtsbijstand.

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2022 in aanwezigheid van de jeugdprofessional en haar gemachtigde. De moeder is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Het College gaat uit van het aangepaste klaagschrift (ontvangen op 11 januari 2022), het verweerschrift (ontvangen op 8 maart 2022) en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de klacht.

1     De feiten

1.1 De moeder heeft twee minderjarige kinderen. De zoons, een tweeling, zijn geboren in 2020.

1.2 De moeder en de vader van de kinderen zijn gescheiden. Het ouderlijk gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de moeder. De kinderen wonen bij de moeder.

1.3 Tussen de vader en de kinderen hebben begeleide contactmomenten plaatsgevonden.

1.4 De jeugdprofessional is op 6 oktober 2021 betrokken geraakt om de omgang tussen de vader en de kinderen te begeleiden nadat de huisarts verwezen heeft naar de organisatie. De begeleiding van de jeugdprofessional is op verzoek van de moeder beëindigd op 24 december 2021.

2     Het beoordelingskader

2.1 Het College beantwoordt de vraag of de bij SKJ geregistreerde jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en toetst dit handelen aan de algemene tuchtnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, versie 2017 (hierna te noemen: de Beroepscode), de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

3     Beoordeling van de klacht

De klacht bestaat uit drie klachtonderdelen. Deze worden hieronder weergegeven en vervolgens beoordeeld.

3.1 Klachtonderdeel 1

3.1.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij gelogen heeft in de rapportages. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.1.2 Het College maakt uit de toelichting op dat dit klachtonderdeel specifiek ziet op de rapportage van het tweede begeleid bezoek op 18 november 2021. De moeder stelt dat de jeugdprofessional ten onrechte in deze rapportage heeft opgenomen dat een collega als achterwacht aanwezig was. Volgens de moeder heeft zij met de jeugdprofessional de afspraak gemaakt dat bij de begeleide bezoeken altijd een achterwacht aanwezig is en de jeugdprofessional heeft zich hier niet aan gehouden. De jeugdprofessional betwist dat zij een officiële afspraak met de moeder had over de aanwezigheid van een achterwacht. In het begin heeft de jeugdprofessional zelf gekozen om een achterwacht in te zetten om te kijken hoe de situatie met de vader en de tweeling zou verlopen. In de rapportage heeft zij geschreven dat de collega als achterwacht aanwezig was, omdat zij wist dat deze collega en andere collega’s in het pand aanwezig zouden zijn.

Naar het oordeel van het College kan de jeugdprofessional geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het College overweegt dat de moeder en de jeugdprofessional een verschillende invulling hebben gegeven aan de term ‘achterwacht’. De moeder ging uit van een specifiek aangewezen achterwacht, terwijl de jeugdprofessional de aanwezigheid van meerdere collega’s voldoende achtte. Daarnaast blijkt niet uit het dossier dat een afspraak gemaakt is tussen de moeder en de jeugdprofessional dat altijd een achterwacht aanwezig moet zijn tijdens de bezoeken. Het College neemt daarbij ook in overweging dat de jeugdprofessional met de moeder gesproken heeft over haar onvrede over de rapportage en naar aanleiding hiervan de rapportage heeft aangepast. Bovendien heeft de jeugdprofessional na het tweede begeleid bezoek haar werkwijze veranderd in de zin dat altijd een specifieke collega als achterwacht aanwezig was.

Ten aanzien van het verwijt van de moeder dat de jeugdprofessional met de vader gezamenlijk afgesproken heeft wat in de rapportages komt te staan, heeft de moeder geen onderbouwing gegeven. Het College kan daarom ook dit deel van de klacht niet gegrond verklaren.

3.1.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

3.2 Klachtonderdeel 2

3.2.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij vertrouwelijke informatie heeft doorgespeeld. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.2.2 De moeder voert aan dat de jeugdprofessional haar uitgehoord heeft over de civiele rechtszaak betreffende de omgangsregeling en het verzoek tot gezamenlijk gezag door de vader. Volgens de moeder heeft de jeugdprofessional deze informatie vervolgens doorgegeven aan de vader. Daarnaast stelt de moeder dat de jeugdprofessional informatie van de moeder over een lopende rechtszaak en aangiften tegen de vader heeft doorverteld aan de vader.

Het College is van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de jeugdprofessional informatie van de moeder doorgespeeld heeft aan de vader. Zij heeft niet gespecificeerd welke informatie de jeugdprofessional op welk moment met de vader gedeeld heeft. Evenmin zijn er stukken die het verwijt van de moeder feitelijk onderbouwen.

3.2.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

3.3 Klachtenderdeel 3

3.3.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij verkeerd gehandeld heeft. De jeugdprofessional heeft het verwijt erkend en haar afweging daartoe uiteengezet.

3.3.2 De moeder licht toe dat de jeugdprofessional bij het tweede begeleid bezoek tegen de afspraken in gehandeld heeft. De jeugdprofessional heeft namelijk de vader alleen gelaten met de kinderen en hierover gelogen tegen de moeder. De jeugdprofessional erkent dat zij de vader en de kinderen alleen heeft gelaten en dat haar aanpak beter had gekund. Zij heeft er bewust voor gekozen om de moeder op dat moment niet de waarheid te vertellen om de situatie te de-escaleren, zoals zij geleerd heeft tijdens een training.

Het College stelt vast dat in de rapportages van de begeleide bezoeken, waaronder die van 7 oktober 2021 en 4 november 2021, afspraken zijn opgenomen. De jeugdprofessional heeft met de ouders afgesproken dat de ouders elkaar niet treffen en dat daarom tijd ingepland wordt tussen de momenten dat de ouders op de locatie aanwezig zijn. De afspraak dat de vader niet alleen gelaten wordt met de kinderen blijkt niet uit de rapportages. Bij het tweede begeleid bezoek waren de ouders tegelijkertijd op de locatie, omdat het bezoekmoment van de vader later was begonnen en de moeder eerder terugkwam dan afgesproken. De jeugdprofessional heeft de vader en kinderen alleen gelaten om de moeder op te vangen en in een aparte kamer te plaatsen, zodat de moeder en de vader elkaar niet zouden tegenkomen. Ondanks dat de jeugdprofessional de gemaakte afspraak over het niet treffen van de ouders is nagekomen, is zij in gesprek gegaan met de moeder over haar zorgen over het alleen zijn van de vader met de kinderen. In overleg met de moeder heeft de jeugdprofessional regels hierover opgesteld voor de volgende bezoeken, waar zij zich aan gehouden heeft. Ten aanzien van het verwijt van de moeder dat de jeugdprofessional niet gelijk verteld heeft dat de vader voor een kort moment alleen was met de kinderen, heeft de jeugdprofessional naar het oordeel van het College voldoende inzichtelijk gemaakt waarom zij op deze manier gehandeld heeft. Het College kan de jeugdprofessional volgen in de redenen voor haar handelwijze. Bovendien heeft de jeugdprofessional gereflecteerd op haar handelen, haar excuses aangeboden en duidelijke afspraken gemaakt, waardoor de opvolgende begeleid bezoeken zonder problemen verlopen zijn. Alles overziend is het College van oordeel dat de jeugdprofessional onder de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

3.3.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4     De beslissing

Het College komt tot de beslissing dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

Deze beslissing is op 17 november 2022 genomen door het College van Toezicht in de samenstelling van mr. R. Orie (voorzitter), D.J.E. de Graaf en H.A. ten Hove (beiden lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mr. drs. N.L.K.J. Li (secretaris) en mr. A.V. Verweij (tweede secretaris).

mr. R. Orie, voorzitter
mr. drs. N.L.K.J. Li, secretaris