20.432Tb

College van Toezicht
Download beslissing
Beslissingsdatum:
17/06/2022
Kamer:
Jeugd- en Gezinsprofessionals
Ontvankelijkheid:
Ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Instelling:
Overig
Gerelateerde beslissingen:
20.432Ta
Oordeel:
Ongegrond
Maatregel:
Geen maatregel
Een kindbehartiger wordt onder meer verweten dat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de gezinsproblematiek, geen oog heeft voor haar grenzen van deskundigheid en niet met de moeder heeft gesproken over het rapport/advies.

Klager is [de moeder]. hierna te noemen: de moeder. De gemachtigde van de moeder is [de gemachtigde], werkzaam als vertrouwenspersoon bij AKJ.

Beklaagde is [de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als zelfstandig kindbehartiger onder de naam [naam praktijk]. De jeugdprofessional is sinds [datum] 2018 geregistreerd als jeugd- en gezinsprofessional. De gemachtigde van de jeugdprofessional is mevrouw mr. E. Lam, werkzaam bij &jeugd.

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 22 april 2022 in aanwezigheid van [de gemachtigde] van AKJ als gemachtigde van de moeder ter zitting, de jeugdprofessional en haar collega jeugdprofessional van de tuchtzaak met nummer 20.432Ta en hun gemachtigde. Vanuit SKJ was mevrouw mr. L.E.M. Zalme aanwezig als toehoorder.

Het College gaat uit van het aangepaste klaagschrift (ontvangen op 9 juli 2021) en het verweerschrift (ontvangen op 21 oktober 2021) en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de klacht.

1     De feiten

1.1 De moeder heeft drie zonen, geboren in 2002, 2006 en 2008.

1.2 De relatie tussen de vader en de moeder van de kinderen is rond 2010 verbroken. De ouders hebben gezamenlijk het gezag.

1.3 Alle zonen woonden eerst bij de moeder. Een verzoek wijziging hoofdverblijfplaats ingediend door de oudste zoon, is door de Rechtbank op 17 mei 2017 toegewezen, en in beroep bekrachtigd door het Hof op 12 december 2017. De zonen hebben omgang met de ouder bij wie zij niet wonen.

1.4 Er was sprake van een ondertoezichtstelling van 18 januari 2018 tot 18 januari 2020 voor alle zonen en van 18 januari 2020 tot en met 18 januari 2021 voor de jongste twee zonen.

1.5 De jeugdprofessional was betrokken in de periode 8 januari 2018 tot 24 juni 2020 in het kader van een bepaling van Jeugdhulp, afgegeven door de GI in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Daarbij voerde de jeugdprofessional in zaak 20.432Tb gesprekken met de vader van de jongste zonen. De jeugdprofessional in zaak 20.432Ta voerde gesprekken met de met de moeder en de oudste zoon.

1.6 Op 1 november 2018 is een overeenkomst Kindbehartiger opgemaakt en is het traject van de kindbehartigers van start gegaan.

1.7 Op 3 april 2019 worden de ouders geïnformeerd over de wensen van de kinderen.

1.8 Op 4 april 2019 heeft de moeder de toestemming om met de kinderen te mogen spreken ingetrokken.

1.9 Bij e-mailbericht van 24 juni 2020 heeft de jeugdprofessional samen met haar collega-kindbehartiger haar taak als kindbehartiger neergelegd.

2     Het beoordelingskader

2.1 Het College beantwoordt de vraag of de bij SKJ geregistreerde jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en toetst dit handelen aan de algemene tuchtnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional (versie 2017) (hierna te noemen: de Beroepscode), de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het klachtwaardig handelen. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

3     Ontvankelijkheid

3.1 In het verweerschrift doet de jeugdprofessional een beroep op de niet-ontvankelijkheid van de klacht. Zij voert daartoe aan dat de moeder in 2019 en in 2020 reeds een klacht bij SKJ heeft ingediend, en weer heeft ingetrokken, en dat volgens artikel 7.7.1 van het Tuchtreglement versie 1.5 de nu voorliggende klacht daarom niet-ontvankelijk is. Bij de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van de jeugdprofessional opnieuw een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van de klacht. Zij heeft daarbij aangevoerd dat klaagster, door niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling, èn gelet op de twee eerdere intrekkingen, misbruik maakt van het recht om te klagen. De jeugdprofessional wil zich graag verantwoorden en antwoord geven op de vragen, en heeft veel tijd gestoken in het verweer. De gemachtigde vindt het kwalijk dat de mogelijkheid om uitleg te geven aan de moeder de jeugdprofessional ontnomen wordt, doordat zij niet aanwezig is.

3.2 Het College heeft begrip voor dit standpunt. Het tot twee keer toe indienen van een tuchtklacht, en het intrekken daarvan en het vervolgens bij de mondelinge behandeling van de derde ingediende klacht niet aanwezig zijn, getuigt niet van het inzicht dat het tuchtrechtelijk aanspreken van een professional een zwaar middel is. Het College begrijpt dat dit als zeer onaangenaam wordt ervaren door de jeugdprofessional. Het op de nu voorliggende klacht van toepassing zijnde Tuchtreglement (versie 1.4) kent echter geen bepaling om de indiener om die reden niet-ontvankelijk te verklaren in de klacht.

Datzelfde geldt ten aanzien van het niet aanwezig zijn van de moeder ter mondeling behandeling.

De gemachtigde van de moeder heeft toegelicht dat de moeder vanwege haar werk niet aanwezig kan zijn. Het College merkt hierover op dat de zittingsdatum lang van tevoren wordt gecommuniceerd met partijen, en dat het SKJ uiterste zorgvuldigheid betracht in het vinden van een zittingsdatum waarop alle partijen aanwezig kunnen zijn. Het College kent de omstandigheden niet waaronder de moeder heeft moeten besluiten om niet ter zitting aanwezig te zijn en haar werk te laten prevaleren boven de mondelinge behandeling. Het College kan wel invoelen dat het voor de jeugdprofessional teleurstellend is dat de moeder niet aanwezig is.

Het College heeft de mogelijkheid overwogen om de zitting uit te stellen en de moeder, conform artikel 9.8 van het Tuchtreglement (versie 1.4) op te roepen om ter mondelinge behandeling te verschijnen, maar is hiertoe niet overgegaan. Dit omdat haar gemachtigde wel ter zitting zou verschijnen en het dossier voldoende onderbouwd en gemotiveerd is. Verder meldde de moeder zich slechts één dag voor de zitting af. Het op zo’n korte termijn annuleren van de mondelinge behandeling en het daarbij komende opschuiven van de afhandeling van de tuchtklacht achtte het College niet wenselijk.

Ook het eerder intrekken van de klachten en het niet verschijnen van de moeder bij de mondelinge behandeling van de klacht, in samenhang bezien, acht het College geen reden voor het niet-ontvankelijk verklaren van de moeder in de klacht. Het is immers niet verplicht om ter zitting te verschijnen. Wel merkt het College op dat de vragen die het College heeft aan de moeder, nu alleen beantwoord konden worden door haar gemachtigde. De antwoorden van de jeugdprofessional op vragen van het College, konden niet door de moeder zelf worden gehoord. Een belangrijke functie van een mondelinge behandeling komt daardoor helaas niet geheel tot zijn recht.

4     Beoordeling van de klacht

De klacht bestaat uit 5 klachtonderdelen. Tegen de beide bij het gezin als kindbehartiger betrokken jeugdprofessionals zijn dezelfde klachten ingediend. De jeugdprofessionals hebben nagenoeg eenzelfde verweer gevoerd met dezelfde gemachtigde, en de klachten zijn gevoegd behandeld ter zitting. Het College heeft de tuchtklachten tegen beide professionals dan ook in samenhang beoordeeld. In het hiernavolgende worden de klachtonderdelen kort weergegeven en vervolgens beoordeeld.

4.1 Klachtonderdeel 1

4.1.1. De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de gezinsproblematiek, waardoor een eenzijdig en onjuist beeld is geschetst van de situatie. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.1.2 Het College concludeert tot ongegrondheid van dit klachtonderdeel en overweegt daartoe als volgt. De jeugdprofessional is bij de start van haar inzet duidelijk geweest over wat zij voor het gezin kan betekenen. Uitgaande van de gesprekken met de kinderen en hun ouders wordt onderzocht wat de onderlinge dynamiek is binnen het gezin en waar de kinderen last van hebben. Het doen van onderzoek naar de juistheid van wat naar voren is gekomen over de dynamiek tussen de ouders is geen taak van de jeugdprofessional in haar rol als kindbehartiger. Evenmin was het in kaart brengen van de gezinsproblematiek een taak van de jeugdprofessional. Het College stelt vast dat in de op 1 november 2018 getekende overeenkomst van de kindbehartiger nergens wordt aangegeven dat de gezinsproblematiek wordt onderzocht. Kindbehartigers geven een stem aan de kinderen, en naar het oordeel van het College is de jeugdprofessional duidelijk geweest over haar taak en haar rol. Vanuit die rol heeft zij met haar collega de situatie geschetst in het verslag van 3 april 2019. Dat de moeder een ander onderzoek wenste, en het niet eens was met de uitkomst, maakt niet dat de jeugdprofessional buiten haar opdracht is getreden. De jeugdprofessional heeft juist gedaan wat er van haar verwacht werd, ook al was dat iets anders dan waar de moeder op hoopte.

4.1.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4.2 Klachtonderdeel 2

4.2.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij de signalen van loyaliteitsconflicten bij de kinderen heeft genegeerd, waardoor zij niet het beoogde doel van stemgeven heeft kunnen bereiken. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.2.2 Het College oordeelt dat dit klachtonderdeel ongegrond is en overweegt daartoe als volgt. Het College volgt de jeugdprofessional in haar verweer dat zij wel degelijk oog heeft gehad voor signalen van loyaliteitsconflicten. De jeugdprofessional geeft aan dat alle drie de zonen hebben aangegeven dat zij worstelen met gevoelens van loyaliteit naar beide ouders en willen hun beide ouders zien. Het College vindt, in hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht over het Raadsonderzoek en de bevindingen van de bijzonder curator, geen aanknopingspunten dat de jeugdprofessional bij het geven van een stem aan de kinderen niet heeft gehandeld als bekwaam beroepsbeoefenaar. De jeugdprofessional heeft met de kinderen gesproken en hun bevindingen in een rapport vastgelegd. Zij heeft de onderzoeksopdracht uitgevoerd zoals was afgesproken. Het College begrijpt uit de klacht dat de uitkomsten van de gesprekken blijkbaar niet waren wat de moeder had gewenst. Dat zegt echter niets over de wijze waarop de jeugdprofessional en haar collega hun taak hebben uitgevoerd.

4.2.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4.3 Klachtonderdeel 3

4.3.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij geen oog heeft gehad voor de grenzen van haar deskundigheid. De jeugdprofessional heeft de klacht gemotiveerd betwist, en verwijst daarbij naar haar verweer bij de klachtonderdelen 1 en 2.

4.3.2 Het College oordeelt het klachtonderdeel als ongegrond. Zij heeft daarbij in ogenschouw genomen het gegeven dat het de jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling is geweest, die de bepaling jeugdhulp heeft afgegeven. Het College heeft hiervoor reeds overwogen dat de jeugdprofessional is gebleven binnen het kader van haar doel en rol. Zij is naar het oordeel van het College ook gebleven binnen het kader van haar deskundigheid. De jeugdprofessional heeft juist de expertise, zo is ook besproken ter mondelinge behandeling, om signalen van ouderverstoting te onderkennen. Zij heeft dergelijke signalen in de gevoerde gesprekken niet waargenomen. De jeugdprofessional heeft nauw contact gehad met haar collega-kindbehartiger, èn heeft de casus besproken met een gedragswetenschapper. Het is het College ook voor het overige niet duidelijk geworden op welk punt de jeugdprofessional de grens van haar deskundigheid zou hebben overschreden, nu in het klachtonderdeel geen andere voorbeelden worden genoemd dan dat de jeugdprofessional geen derden of deskundigen zou hebben geraadpleegd. Dit alles overziend ziet het College geen aanleiding de jeugdprofessional een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.3.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4.4 Klachtonderdeel 4

4.4.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij niet met de moeder heeft gesproken over de problematiek, over de werkwijze en over het rapport/advies. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.4.2 In de toelichting op dit klachtonderdeel geeft de moeder aan dat het rapport niet met haar is besproken en dat er geen eindgesprek is geweest. Het College kan de moeder niet volgen in deze toelichting. Immers, op 3 april 2019 is het rapport met de moeder besproken. Op 4 april 2019 heeft de moeder haar toestemming om met de kinderen te spreken ingetrokken. Daardoor zijn er geen gesprekken meer geweest. Er is getracht om een eindgesprek te organiseren via de jeugdbeschermer, maar dit is niet gelukt. Dit kan naar het oordeel van het College niet aan de jeugdprofessional worden tegengeworpen nu de moeder zelf het traject heeft beëindigd door haar instemming in te trekken. Daarna heeft de moeder tot twee keer toe een klacht ingediend bij SKJ èn weer ingetrokken. De jeugdprofessional heeft getracht telkens de afstemming met de moeder te blijven zoeken. Als er uiteindelijk met de nieuwe jeugdbeschermer op 11 mei 2020 een afspraak wordt ingepland voor een gesprek, komt de moeder niet. Het College vindt het in deze situatie niet passend om het gegeven dat het traject niet met een eindgesprek is afgelopen op het conto van de jeugdprofessional te schrijven.

4.4.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4.5 Klachtonderdeel 5

4.5.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij de klachten die de moeder na verschijning van het rapport heeft ingediend niet in behandeling heeft genomen. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.5.2. De moeder wijst bij dit klachtonderdeel op de zorgen en vragen die zij heeft geuit in het e-mailbericht van 4 april 2019. De jeugdprofessional legt in haar verweer uit dat de moeder met dit e-mailbericht ook de toestemming om met de jongste zonen te spreken intrekt, hetgeen de werkzaamheden belemmerde. De jeugdprofessional heeft dit teruggekoppeld aan de jeugdbeschermer met het verzoek om een 4-gesprek met de moeder te plannen. Het College volgt het verweer van de jeugdprofessional dat het niet van de grond komen van dit gesprek niet voor haar rekening komt.

Ook op 19 november 2019 heeft de moeder een e-mailbericht gestuurd naar de jeugdprofessional, evenals op 18 december 2019. Gelet op het feit dat de moeder in november 2019 echter geen toestemming gaf voor gesprekken met de jongste zonen, acht het College het navolgbaar dat de jeugdprofessional geen ruimte zag om de draad weer op te pakken. Op het e-mailbericht van 18 december 2019 is wel door de jeugdprofessional gereageerd. Op 19 december 2019 beantwoordt de jeugdprofessional het e-mailbericht van de moeder en geeft aan dat de door haar gestelde vragen niet binnen de opdracht vanuit de GI ligt.

4.5.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

5.1 De beslissing

Het College komt tot de beslissing dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn.

Tijdens de digitale mondelinge behandeling van de klacht is aan partijen medegedeeld dat de termijn voor het verzenden van deze beslissing is verlengd tot 17 juni 2022 (conform artikel 10.3 van het Tuchtreglement, versie 1.4).

Deze beslissing is op 17 juni 2022 genomen door het College van Toezicht in de samenstelling van mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, de heer W.M.P. van Engelen, mevrouw S.M.C. van der Kooij (beiden lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mevrouw mr. L.C. van der Meij, secretaris.

mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter

mevrouw mr. L.C. van der Meij, secretaris