21.379Ta

College van Toezicht
Download beslissing
Beslissingsdatum:
16/05/2022
Kamer:
Jeugdzorgwerkers
Ontvankelijkheid:
Ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Instelling:
Veilig thuis
Oordeel:
Gedeeltelijk gegrond
Maatregel:
Geen maatregel
Artikel beroepscode:
Informatievoorziening (7,F), Macht en afhankelijkheid (6,H)
Een Veilig Thuis medewerker heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld met het niet verstrekken van een zorgmelding op het eerste verzoek van de moeder.

Klager is [de moeder], hierna te noemen: de moeder. Haar gemachtigde is [de gemachtigde], vertrouwenspersoon van de moeder.

Beklaagde is [de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, destijds werkzaam als medewerker bij het cluster [het cluster] bij Veilig Thuis [regio]. De jeugdprofessional is van [datum] 2013 tot en met [datum] 2018 als jeugdzorgwerker geregistreerd geweest in het Kwaliteitsregister Jeugd. Sinds [datum] 2018 staat hij als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd. Zijn gemachtigde is mevrouw mr. J. Huitema, werkzaam als jurist bij &jeugd.

De digitale mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 4 april 2022 in aanwezigheid van de moeder, de jeugdprofessional en de gemachtigden.

Het College gaat uit van het aangepaste klaagschrift (ontvangen op 16 oktober 2021), het verweerschrift (ontvangen op 29 december 2021) en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de klacht.

1     De feiten

1.1 De moeder heeft twee minderjarige kinderen samen met haar ex-partner, hierna te noemen: de vader. De oudste zoon is geboren in 2009 en de jongste zoon in 2011.

1.2 De ouders zijn sinds 2012 gescheiden. Zij zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. Hun hoofdverblijfplaats is bij de moeder.

1.3 Op 22 maart 2021 heeft de intern begeleidster van de basisschool van de zonen een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis. Op 7 juli 2021 heeft de moeder ook een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis.

1.4 Op 2 juli 2021 is de jeugdprofessional als casusverantwoordelijke betrokken geraakt. Op of omstreeks 20 juli 2021 is de casus overgedragen aan een collega.

2     Het beoordelingskader

2.1 Het College beantwoordt de vraag of de bij SKJ geregistreerde jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en toetst dit handelen aan de algemene tuchtnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional (hierna te noemen: de Beroepscode), de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

3     Beoordeling van de klacht

De klacht bestaat uit drie klachtonderdelen. Deze worden hieronder weergegeven en vervolgens beoordeeld.

3.1 Klachtonderdeel 1

3.1.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat hij niet de stukken verstrekt waar zij om heeft gevraagd en recht op heeft. De moeder heeft hier meerdere malen om gevraagd. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.1.2 Het College begrijpt uit de toelichting bij dit klachtonderdeel dat dit verwijt specifiek ziet op de zorgmelding bij Veilig Thuis van de intern begeleidster van de basisschool van de zonen van 22 maart 2021. Het College zal zich bij de beoordeling van dit klachtonderdeel daarom ook hiertoe beperken.

Op 13 juli 2021 stond in de middag een gesprek gepland tussen de moeder en de jeugdprofessional om de zorgmelding inhoudelijk te bespreken, omdat de jeugdprofessional deze niet bij zich had tijdens het startgesprek op 6 juli 2021. Eind van de ochtend heeft de moeder aan de jeugdprofessional per e-mail verzocht om de afspraak te verzetten en de zorgmelding op te sturen. In reactie hierop liet de jeugdprofessional weten dat het beter was om de zorgmelding samen door te nemen. Enkele minuten later reageerde de moeder per e-mail als volgt: “[…] Er is geen mogelijkheid dat ik hem zelf kan lezen? Het is mij al eens voorgelezen en daar was ik goed ziek van. Ik zie dit niet nog een keer zitten en wil dit graag zelf doorlezen. […]”. Vervolgens hebben de jeugdprofessional en de moeder nog kort heen en weer e-mailberichten gestuurd. Uiteindelijk ontving de moeder op 13 juli 2021 in de middag van de jeugdprofessional de zorgmeldingen van 22 maart 2021 en 7 juli 2021, na tussenkomst van de vertrouwenspersoon van de moeder en diens contact met de klachtenfunctionaris van Veilig Thuis. Dit alles heeft plaatsgevonden binnen een tijdsbestek van twee en een half uur.

Het College overweegt dat artikel F (Informatievoorziening over de hulp- en dienstverlening) van de Beroepscode bepaalt dat de jeugdprofessional de jeugdige cliënt en diens wettelijke vertegenwoordigers de voor een goede professionele relatie relevante informatie verschaft. Naar het oordeel van het College had de jeugdprofessional de moeder dan ook de zorgmelding dienen te verstrekken na haar expliciete verzoek hiertoe en niet (pas) na meermaals tevergeefs verzoeken en tussenkomst van haar vertrouwenspersoon en de klachtenfunctionaris. Het College volgt de moeder dan ook in haar verwijt dat de jeugdprofessional de zorgmelding waar zij om vroeg niet verstrekt heeft en de jeugdprofessional heeft op dit punt dan ook in strijd gehandeld met artikel F (Informatievoorziening over de hulp- en dienstverlening) van de Beroepscode. Hierbij merkt het College ook op dat de jeugdprofessional zich meer bewust had moeten zijn van de afhankelijkheid van de moeder ten opzichte van hem en hij had zijn gezag en invloed (eerder) ten positieve moeten aanwenden. Door dit na te laten heeft de jeugdprofessional naar het oordeel van het College ook gehandeld in strijd met artikel H (Macht en afhankelijkheid in de professionele relatie) van de Beroepscode. Wel heeft het College gezien dat de jeugdprofessional, nadat hij aan de moeder medegedeeld had dat hij de zorgmelding niet zou verstrekken, geprobeerd heeft in contact te blijven met de moeder om zijn beweegredenen toe te lichten en een nieuwe afspraak in te plannen. Dat getuigt volgens het College van de welwillendheid aan de kant van de jeugdprofessional om zijn keuze, om de zorgmelding niet te verstrekken, toe te lichten en de onvrede van de moeder hierover weg te nemen. Daarnaast heeft de jeugdprofessional na escalatie via de vertrouwenspersoon van de moeder de melding alsnog diezelfde dag verstrekt. Dit alles neemt niet weg dat de jeugdprofessional naar het oordeel van het College tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld met het niet verstrekken van de zorgmelding op het eerste verzoek van de moeder.

3.1.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel gegrond is.

3.2 Klachtonderdeel 2

3.2.1 De moeder voelt zich onheus bejegend door de jeugdprofessional. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.2.2 Allereerst merkt het College op dat de onderbouwing van dit klachtonderdeel specifiek ziet op het startgesprek op 6 juli 2021 bij de moeder thuis. Het College zal zich bij de beoordeling van dit klachtonderdeel daarom ook hiertoe beperken.

Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de moeder nader toegelicht dat zij het gesprek zelf niet als onprettig heeft ervaren, maar dat zij zich achteraf terugkijkend op het gesprek onheus bejegend voelt door de jeugdprofessional. Volgens de moeder had de jeugdprofessional zich (meer) bewust moeten zijn van zijn professionele rol (en de impact hiervan op de moeder), maar had hij bijvoorbeeld ook rekening dienen te houden met het feit dat de moeder niet wist wat zij moest verwachten van de betrokkenheid van Veilig Thuis en de tijdsduur van het startgesprek. De jeugdprofessional verklaarde desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling van de klacht dat hij tijdens het startgesprek geen spanningen heeft waargenomen bij de moeder.
Het College is van oordeel dat niet is gebleken uit de inhoud van het dossier, noch tijdens de mondelinge behandeling van de klacht, dat de jeugdprofessional de moeder onheus heeft bejegend. Onheuse bejegening houdt in dat de jeugdprofessional de moeder op een manier zou hebben bejegend die niet hoort. Hiervoor heeft het College geen aanknopingspunten gezien, en daarom acht zij het klachtonderdeel niet gegrond. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht is besproken en erkend door de jeugdprofessional dat het startgesprek wel op punten beter had gekund en gemoeten. Als voorbeeld wijst het College er op dat de jeugdprofessional er beter voor had kunnen kiezen om, op het moment dat hij zich realiseerde dat hij de zorgmelding niet bij zich had, het startgesprek niet door te laten gaan. Verder had de jeugdprofessional, gelet op de lange duur van het gesprek, tijdens het gesprek bij de moeder kunnen checken of zij behoefte had aan een pauze. Ook had de jeugdprofessional kunnen controleren of de moeder de algemene informatiefolder van Veilig Thuis had ontvangen. Hoewel het de jeugdprofessional niet te verwijten valt dat de moeder deze informatiefolder blijkbaar niet had ontvangen, had het wel op zijn weg gelegen om dit te checken voorafgaand aan of bij aanvang van het startgesprek. Hoewel het dus beter had gekund en gemoeten, ziet het College hierin niet dat de jeugdprofessional de moeder onheus bejegend heeft. De jeugdprofessional heeft bovendien laten zien ervan geleerd te hebben.

3.2.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

3.3 Klachtonderdeel 3

3.3.1 De moeder verwijt de jeugdprofessional dat hij zich onprofessioneel gedraagt. De jeugdprofessional heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.3.2 Uit de toelichting bij dit klachtonderdeel maakt het College op dat de moeder haar verwijt heeft onderbouwd met drie voorbeelden. Het College zal deze drie voorbeelden hierna behandelen.

Allereerst heeft de moeder benoemd dat de jeugdprofessional haar heeft getutoyeerd. Dit was niet alleen tijdens het startgesprek, maar hij tutoyeerde ook in e-mails en in de Whatsappberichten. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de jeugdprofessional bevestigd dat hij de moeder heeft aangesproken met ‘je’ of ‘jij’ en hij heeft daaraan toegevoegd dat hij niet expliciet met de moeder heeft besproken voorafgaand aan of tijdens het startgesprek of zij ook akkoord was met het tutoyeren. Hoewel het afstemmen over het al dan niet tutoyeren de voorkeur van het College heeft, kan uit het enkele feit dat de jeugdprofessional (ongevraagd) de moeder heeft getutoyeerd niet worden afgeleid dat hij buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden.

Het tweede voorbeeld ziet op het feit dat de jeugdprofessional de moeder meermaals heeft benaderd op of omstreeks 13 juli 2021 via Whatsapp, e-mail en telefonisch. Uit het dossier blijkt dat de jeugdprofessional hiervoor zijn excuses heeft aangeboden tijdens het bemiddelingsgesprek op 16 juli 2021. Bovendien heeft hij tijdens dit gesprek geprobeerd uit te leggen wat zijn beweegredenen hiervoor waren. Het College ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding voor de conclusie dat de jeugdprofessional zich onprofessioneel heeft gedragen.

Tot slot heeft de moeder als derde voorbeeld de houding van de jeugdprofessional tijdens het bemiddelingsgesprek van 16 juli 2021 genoemd. Wat betreft dit voorbeeld overweegt het College dat de onvrede van de moeder hierover al tijdens het bemiddelingsgesprek is besproken. Daarnaast hebben beide partijen hun uiteenlopende visie over dit gesprek met het College gedeeld. Onder deze omstandigheden kan het College de feiten niet vaststellen, omdat aan het woord van de één niet meer geloof kan worden gehecht dan aan het woord van de ander.

Alles overziend is het College van oordeel dat de jeugdprofessional niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.3.3 Het College is van oordeel dat het klachtonderdeel ongegrond is.

4     Geen maatregel

4.1 De jeugdprofessional heeft ten aanzien van klachtonderdeel 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het College ziet af van het opleggen van een maatregel en overweegt daartoe als volgt.

In het tuchtrecht staat de kwaliteit van het handelen van de jeugdprofessional in het jeugddomein jegens betrokkenen centraal. Het doel van het tuchtrecht is onder meer om de kwaliteit van het handelen van de individuele jeugdprofessional ten behoeve van betrokkenen te bewaken, maar ook dat deze (en andere jeugdprofessionals) kan leren en zichzelf kan verbeteren. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de jeugdprofessional verklaard dat de klacht bewustwording bij hem heeft gecreëerd, waarop de moeder liet weten dat dit ook een doel is geweest van het indienen van haar klacht. De jeugdprofessional heeft ook gereflecteerd op zijn handelen, waarbij hij onder meer naar voren heeft gebracht in toekomstige gevallen het startgesprek niet te laten doorgaan als hij de zorgmelding niet bij zich heeft. Het is het College tot slot gebleken dat de jeugdprofessional een supervisietraject is gestart binnen Veilig Thuis om te reflecteren op zijn eigen beroepsmatig handelen, mede naar aanleiding van onderhavige casus. De jeugdprofessional heeft zich naar het oordeel van het College leerbaar opgesteld. Alles overziend ziet het College onder deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel.

5     De beslissing

Het College komt tot de volgende beslissing:

  • klachtonderdeel 1 is gegrond;
  • klachtonderdelen 2 en 3 zijn ongegrond;
  • ziet af van het opleggen van een maatregel.

Deze beslissing is op 16 mei 2022 genomen door het College van Toezicht in de samenstelling van mevrouw mr. E.M. Jacquemijns (voorzitter), mevrouw S.M.G. Bruinhard en mevrouw J.A. Pires (beiden lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mevrouw mr. I.L.I. Bossert (secretaris) en mevrouw mr. T.S.A. Kloos (secretaris).

mevrouw mr. E.M. Jacquemijns, voorzitter

mevrouw mr. I.L.I. Bossert, secretaris