22.014B

College van Beroep
Download beslissing
Beslissingsdatum:
23/01/2023
Kamer:
Jeugd- en Gezinsprofessionals
Ontvankelijkheid:
Ontvankelijk
Beroep:
Beslissing in beroep
Instelling:
Gecertificeerde Instelling
Gerelateerde beslissingen:
21.409Ta
Oordeel:
Ongegrond
Maatregel:
Geen maatregel
Het beroep van de vader faalt. Het College van Beroep sluit zich aan bij het College van Toezicht dat de werkwijze van de jeugdprofessional niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, wanneer zij stelt dat zij niet van ieder gesprek met de vader een gespreksverslag heeft gemaakt, maar dat zij haar eigen werkaantekeningen – voor zover van belang voor de uitvoering van de hulpverlening – schriftelijk heeft verwerkt in bijvoorbeeld het plan van aanpak.

Appellant is [de vader], klager in eerste aanleg.

Verweerder is [de jeugdprofessional], beklaagde in eerste aanleg, werkzaam als jeugdbeschermer bij [de GI] (hierna: de GI), hierna te noemen: de jeugdprofessional. Haar gemachtigde is mevrouw mr. D. Schut-Wolfs, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand. De jeugdprofessional staat als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd.

1     Het verloop van de procedure

1.1 Het College van Beroep verwijst naar de beslissing in eerste aanleg van het College van Toezicht in zaaknummer 21.409Ta van 9 mei 2022. Het College van Toezicht heeft de klacht in deze beslissing ongegrond verklaard.

1.2 Het College van Beroep gaat uit van de stukken van het College van Toezicht. Daarnaast heeft het College van Beroep kennisgenomen van het (aangepaste) beroepschrift (ontvangen op 5 juli 2022) en het verweerschrift (ontvangen op 2 september 2022).

1.3 De schriftelijke behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 12 december 2022.

2     De feiten

2.1 De vader heeft een zoon, geboren in 2004.

2.2 De vader en de moeder van de zoon zijn uit elkaar. De ouders oefenden het ouderlijk gezag gezamenlijk uit.

2.3 De zoon stond van 7 augustus 2020 tot 7 augustus 2021 onder toezicht van de GI. De jeugdprofessional was samen met haar collega, tevens beklaagde jeugdprofessional in zaaknummer 22.015B, belast met de uitvoering hiervan.

3     Het beoordelingskader

3.1 Het College van Beroep beantwoordt de vraag of de bij SKJ geregistreerde jeugdprofessional met het (beroepsmatig) handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en toetst dit handelen aan de algemene tuchtnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de professionele standaard (de voor de jeugdprofessional geldende Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, versie 2017 (hierna te noemen: de Beroepscode), de richtlijnen en de veldnormen) ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd. Bij de tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of het handelen van een jeugdprofessional beter had gekund.

4     De beoordeling van het beroep

Het beroepschrift richt zich tegen de beoordeling van de klacht door het College van Toezicht. De klacht wordt hieronder weergegeven, waarna het oordeel van het College van Beroep volgt.

4.1 De klacht

4.1.1 In de procedure bij het College van Toezicht is de klacht als volgt geformuleerd: “De vader verwijt de jeugdprofessional het ontbreken van gespreksverslagen.”

4.1.2 Anders dan de vader in zijn beroepschrift heeft aangevoerd, is het College van Beroep van oordeel dat het College van Toezicht terecht heeft overwogen dat aan de jeugdprofessional een zekere professionele vrijheid wordt toegekend over de wijze waarop het dossier wordt ingericht. Daarbij merkt het College van Beroep wel op dat die vrijheid niet onbegrensd is. Het Privacyreglement gecertificeerde instelling (hierna: het Privacyreglement) geeft jeugdprofessionals op dit punt handvatten. In het Privacyreglement is onder meer omschreven dat de jeugdprofessional de mondeling van de cliënt verkregen informatie schriftelijk vastlegt in het dossier, indien deze informatie van belang is voor de uitvoering van de hulpverlening (pagina 43, ‘INSTRUCTIE bij informatie afkomstig van de cliënt zelf’). In dit licht bezien sluit het College van Beroep zich aan bij het College van Toezicht dat de werkwijze van de jeugdprofessional niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, wanneer zij stelt dat zij niet van ieder gesprek met de vader een gespreksverslag heeft gemaakt, maar dat zij haar eigen werkaantekeningen – voor zover van belang voor de uitvoering van de hulpverlening – schriftelijk heeft verwerkt in bijvoorbeeld het plan van aanpak. Het door de vader in beroep overgelegde plan van aanpak van 14 september 2020 geeft het College van Beroep geen aanleiding daar anders over te oordelen, nu dit plan van aanpak kort na aanvang van de ondertoezichtstelling is opgesteld. Verder stelt het College van Beroep vast dat de vader de klacht zo heeft geformuleerd dat hij de jeugdprofessional verwijt dat gespreksverslagen ontbreken. De stelling van de vader in beroep dat het College van Toezicht zonder enige onderbouwing heeft geoordeeld geen aanknopingspunten te hebben dat de verslaglegging of dossiervorming gebrekkig was gaat verder dan de geformuleerde klacht, zodat het College van Beroep daar geen oordeel over kan geven. Het College van Beroep handhaaft dan ook het oordeel van het College van Toezicht dat de klacht ongegrond is.

4.1.3 Het College van Beroep is van oordeel dat het beroep faalt.

5     De beslissing

Het College van Beroep komt tot de volgende beslissing:

  • Handhaaft het oordeel van het College van Toezicht in de beslissing van 9 mei 2022.

Deze beslissing is op 23 januari 2023 genomen door het College van Beroep in de samenstelling van mr. M.M. Brink (voorzitter), mr. H.C.L. Greuters (lid-jurist), W.L. Scholtus (lid-beroepsgenoot), J.A. Pires (lid-beroepsgenoot) en W.M.P. van Engelen (lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mr. Verweij (secretaris).

mr. M.M. Brink, voorzitter
mr. A.V. Verweij, secretaris