22.248Ta

College van Toezicht
Beslissingsdatum:
28/02/2023
Kamer:
Jeugd- en Gezinsprofessionals
Ontvankelijkheid:
Niet-ontvankelijk
Beroep:
Geen beroep
Instelling:
Gecertificeerde Instelling
Oordeel:
N.v.t.
Maatregel:
Geen maatregel
Het College verklaart de vader niet-ontvankelijk in de klacht, omdat de klacht al beoordeeld is in een met voldoende waarborgen omklede procedure.

Klager is [de vader], hierna te noemen: de vader. Zijn gemachtigde is [de gemachtigde], vertrouwenspersoon bij AKJ.

Beklaagde is [de jeugdprofessional], hierna te noemen: de jeugdprofessional, voorheen werkzaam als jeugdbeschermer bij [de GI]. De jeugdprofessional stond als jeugd- en gezinsprofessional geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd. Op haar verzoek is zij vanaf [datum] 2021 uitgeschreven uit het Kwaliteitsregister Jeugd. Haar gemachtigde is de heer mr. M.J.I. Assink, advocaat te Rijswijk.

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 17 januari 2023. Gelet op de samenhang van de klachten met de zaaknummers 22.248Ta en 22.248Tb heeft het College deze klachten gelijktijdig behandeld. Bij de behandeling waren de vader, de jeugdprofessional, de beklaagde jeugdprofessional in zaaknummer 22.248Tb en hun gemachtigden aanwezig. Een familielid van de vader en een medewerker van SKJ zijn als toehoorder aanwezig geweest.

Het College gaat uit van het klaagschrift (ontvangen op 30 juni 2022), het verweerschrift (ontvangen op 5 oktober 2022) en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling van de klacht.

1     De feiten

1.1 De vader heeft twee minderjarige kinderen. De dochters, een tweeling, zijn geboren in 2007.

1.2 De vader en zijn ex-partner, de moeder van de kinderen, zijn gescheiden. Het ouderlijk gezag over de kinderen wordt gezamenlijk uitgeoefend door de ouders. De kinderen wonen bij de moeder en de stiefvader. Er is een omgangsregeling met de vader, maar deze wordt sinds 2018 niet meer uitgevoerd.

1.3 De kinderrechter heeft op 10 januari 2020 de kinderen voor de duur van twaalf maanden onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is beëindigd op 9 januari 2021.

1.4 De jeugdprofessional is betrokken bij het gezin in het preventief vrijwillig kader. Sinds de ondertoezichtstelling van de kinderen is de jeugdprofessional belast met de uitvoering hiervan.

2     De ontvankelijkheid

2.1 De jeugdprofessional verzoekt het College de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klachten. Zij beroept zich op artikel 7.7.1 sub d van het Tuchtreglement, versie 1.5. De klachten van de vader zijn eerder behandeld door de klachtencommissie [de GI], hierna te noemen: de klachtencommissie, waardoor reeds in een met voldoende waarborgen omklede procedure geoordeeld is over de klachten. Daarnaast stelt de jeugdprofessional dat zij geleerd heeft van het bemiddelingsgesprek in het kader van de klachtenprocedure bij de klachtencommissie en dat de klachten niet zodanig ernstige verwijten bevatten dat de beroepsgroep hiervan kan leren.

2.2 De vader vindt dat hij ontvangen kan worden in zijn klachten. Volgens hem heeft de jeugdprofessional onvoldoende gereflecteerd op haar handelen. Ook wijst de vader op uitspraken van het tuchtcollege van SKJ, waar naar voren komt dat het karakter en de aard van de tuchtrechtprocedure in vergelijking tot een procedure bij een klachtencommissie niet van gelijke aard zijn. Deze procedures verschillen van elkaar, omdat het tuchtcollege van SKJ het individuele (beroepsmatig) handelen van een jeugdprofessional toetst aan de voor hem of haar geldende professionele standaard. Tevens kan de beroepsgroep alleen leren van de beslissingen van een tuchtcollege, omdat deze uitspraken in tegenstelling tot de uitspraken van de klachtencommissie openbaar gepubliceerd worden.

2.3 Het College overweegt als volgt. Op grond van artikel 7.7.1 sub d van het Tuchtreglement heeft het College een discretionaire bevoegdheid om te beoordelen of een klager in zijn of haar klacht niet-ontvankelijk verklaard moet worden wanneer de klacht al aanhangig is gemaakt of beoordeeld is door een andere klachtinstantie. Dit houdt in dat het College een bepaalde mate van vrijheid toekomt om in elk specifieke geval naar eigen inzicht een oordeel te vormen. Het enkele feit dat een (deel van de) klacht al is behandeld bij een klachtencommissie brengt dus niet zonder meer met zich mee dat een klager niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn klachten. Dit blijkt ook uit de jurisprudentie waar de vader naar verwijst, die inhoudt dat een klachtenprocedure en een tuchtrechtelijke procedure in beginsel naast elkaar kunnen bestaan vanwege verschillen in het toetsingskader, karakter en de aard van de procedures (19.273Ta, 20.009B).

Het College is echter van oordeel dat in de huidige zaak de behandeling van de klachten in de klachtenprocedure en de tuchtrechtelijke procedure op essentiële punten overeenkomen. De klachten die de vader heeft ingediend bij de klachtencommissie zijn qua inhoud gelijk aan de ingediende klachten bij het College. Daarnaast heeft de klachtencommissie in haar beslissing ook het individuele, professionele handelen van de jeugdprofessional getoetst. Bovendien blijkt uit artikel 4.2 van het Klachtenbeleid [de GI] en artikel 3.3 van het Reglement werkwijze klachtencommissie [de GI] dat de klachtencommissie uit drie leden bestaat, waarvan de meerderheid niet werkzaam dient te zijn bij [de GI] en van de klachtencommissie onafhankelijk is. In de klachtenprocedure heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden en de klachtencommissie heeft een schriftelijke, gemotiveerde beslissing met aanbevelingen over de klachten gestuurd naar beide partijen. Naar het oordeel van het College is deze procedure van de klachtencommissie een met voldoende waarborgen omklede procedure geweest, waardoor reeds op een aan de tuchtrechtprocedure gelijkwaardige wijze geoordeeld is over de klachten.

Alles overziend concludeert het College dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn klachten op grond van artikel 7.7.1 sub d van het Tuchtreglement en wijst het verzoek van de jeugdprofessional toe. De door partijen voorgedragen argumenten die het leereffect van een tuchtrechtelijke beslissing betreffen maken dit niet anders.

2.4 Het College is van oordeel dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn klachten.

3     De beslissing

Het College komt tot de volgende beslissing:

  • verklaart de vader niet-ontvankelijk in de door hem ingediende klachten.

Tegen deze beslissing staat geen beroep open.

Deze beslissing is op 28 februari 2023 genomen door het College van Toezicht in de samenstelling van mr. S.C. van Duijn, J.C.W. de Laat en H.G.A. van Schaik (beiden lid-beroepsgenoot), bijgestaan door mr. drs. N.L.K.J. Li (secretaris).

mr. S.C. van Duijn, voorzitter
mr. drs. N.L.K.J. Li, secretaris