Overzicht van de laatste beslissingen:
Datum | College | Zaaknummer | Beslissingen | Kamer | |
---|---|---|---|---|---|
12/07/2023 | Voorzitter College van Beroep | 23.022B | Niet-ontvankelijk | Jeugd- en Gezinsprofessionals | |
04/07/2023 | Voorportaalcollege | 23.096PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
27/06/2023 | Voorportaalcollege | 23.020PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
16/06/2023 | Voorportaalcollege | 23.024PT en 23.025PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
12/06/2023 | Voorportaalcollege | 23.072PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
24/05/2023 | Voorzitter College van Beroep | 23.012B | Niet-ontvankelijk | Psychologen | |
24/05/2023 | Voorzitter College van Beroep | 23.013B | Niet-ontvankelijk | Jeugd- en Gezinsprofessionals | |
24/05/2023 | Voorzitter College van Beroep | 23.014B | Niet-ontvankelijk | Jeugd- en Gezinsprofessionals | |
24/05/2023 | Voorzitter College van Beroep | 23.015B | Niet-ontvankelijk | Jeugd- en Gezinsprofessionals | |
23/05/2023 | Voorportaalcollege | 22.021PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
23/05/2023 | Voorportaalcollege | 22.036PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
22/05/2023 | Voorportaalcollege | 23.036PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
09/05/2023 | Voorportaalcollege | 22.005PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
05/05/2023 | Voorportaalcollege | 23.048PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
03/05/2023 | Voorportaalcollege | 23.006PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
03/05/2023 | Voorportaalcollege | 23.007PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
03/05/2023 | Voorportaalcollege | 23.019PT | Genomen na behandeling CvC | Jeugd- en Gezinsprofessionals | Toon | Download |
27/03/2023 | Voorportaalcollege | 23.075PT | Niet-ontvankelijk | Jeugd- en Gezinsprofessionals | |
27/03/2023 | Voorportaalcollege | 23.021PT | Niet-ontvankelijk | Jeugd- en Gezinsprofessionals | |
27/03/2023 | Voorportaalcollege | 23.076PT | Niet geregistreerd | n.v.t. |
Zaaknummer 23.022B
(Zonder titel)
Zaaknummer 23.096PT
Het Voorportaalcollege bekrachtigt het advies van de Commissie van Consultatie om het dossier te sluiten. Beoogde reflectie en bewustwording zijn tot stand gekomen.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 4 juli 2023 in zaaknummer 23.096PT
De klacht is ingediend door {de vader}.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als opvoedcoach/gezinsbegeleider bij {organisatie}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 27 februari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege, gelet op de inhoud van het advies, het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 4 juli 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. S.C. van Duijn (voorzitter), C.M.M. Bruil en W.M.P. van Engelen (beiden lid-beroepsgenoot).
S.C. van Duijn
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.096PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de vader}.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsbegeleider/opvoedcoach bij {organisatie}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de vader is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit H.A. ten Hove, G. Feenstra en J.M. Steenmeijer.
De Commissie werd daarbij ondersteund door mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De vader heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 2 maart 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 17 april 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar de mediator.
– Omdat de vader niet heeft ingestemd met mediation, is de klacht behandeld door de Commissie.
– Het visiegesprek met de vader heeft plaatsgevonden op 5 juni 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 5 juni 2023.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 5 juni 2023.
3 Achtergrond van de klacht
Klager is vader van twee zoons, die nu 10 en 12 jaar oud zijn. In 2019 zijn de vader en de moeder van de kinderen gescheiden, waarbij het maken van afspraken met betrekking tot het ouderschap en het bepalen van het hoofdverblijf problematisch verliepen. Omdat parallel ouderschap te ingewikkeld bleek en voor onrust zorgde bij de kinderen, is de vader er uiteindelijk mee akkoord gegaan dat zij hun hoofdverblijf bij de moeder zouden hebben. De kinderen verblijven eens in de twee weken, en de helft van de schoolvakanties bij de vader. Beide ouders hebben gezag over de kinderen.
Op enig moment is er vanuit het {lokaal team} opvoedondersteuning ingezet, die zich richtte op de opvoeding bij moeder thuis. Omdat de vader ook zorgen had over de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen, heeft hij met de opvoedondersteuning ingestemd. De opvoedondersteuning is in de periode van maart 2021 tot en met december 2022 uitgevoerd door de jeugdprofessional. Een casemanager van het {lokaal team} heeft de inzet en ontwikkeling gevolgd en contact met beide ouders onderhouden. Na afloop van het traject heeft het {lokaal team} in december 2022 een eindrapport opgesteld, waarin ook gedeeltes uit een door de jeugdprofessional opgestelde rapportage waren opgenomen. Op het moment dat de vader kennisnam van het eindrapport, riep dit bij hem bedenkingen en vragen op, met name de gedeeltes die afkomstig waren van de jeugdprofessional. De vader heeft daarom contact opgenomen met de casemanager van het {lokaal team} met het verzoek de rapportage van de jeugdprofessional te ontvangen. Deze casemanager heeft de vader doorverwezen naar de jeugdprofessional, omdat hij het rapport niet mocht delen. De vader heeft een e-mail gestuurd naar de jeugdprofessional met de vraag om het verslag ook aan hem toe te sturen.
4 De klacht
Het concrete verwijt dat de vader de jeugdprofessional maakt, is dat zij de rapportage die zij heeft gemaakt niet met hem heeft willen delen in februari 2023. Op het moment dat de vader haar verzoekt om de volledige rapportage per e-mail te ontvangen, geeft de jeugdprofessional aan eerst een telefonische toelichting te willen geven. Ook wanneer de vader vervolgens aangeeft dat hij zowel de rapportage als de toelichting graag per e-mail zou ontvangen, zodat hij alles zwart op wit heeft en beter kan archiveren, verstrekt de jeugdprofessional de rapportage niet en blijft zij staan op een voorafgaande telefonische toelichting.
Hoewel de klacht ziet op deze concrete gebeurtenissen, is voor de Commissie tijdens het visiegesprek duidelijk geworden dat de onvrede van de vader verder gaat dan dat en al eerder is ontstaan. De vader geeft aan dat er sinds de scheiding sprake is van een opeenstapeling van ervaringen die bij hem het beeld hebben gevoed dat je als vader na een echtscheiding veel minder rol en zeggenschap hebt in de stroperige wereld van de (jeugd)hulpverlening. Anderen bepalen en als vader moet je vechten voor je plek. Wanneer het tussen ouders niet goed gaat, gaat de mening van de moeder altijd voor.
De vader heeft het gevoel gehad door de jeugdprofessional niet te zijn betrokken in een proces dat zijn kinderen aangaat en niet te zijn meegenomen in besluiten en adviezen die hij als vader ook nodig kon en kan hebben in zijn dagen met de kinderen. Door er vervolgens ook nog op te staan dat er eerst een telefonische toelichting zou komen, op het moment dat de vader verzocht om de rapportage over zijn kinderen te ontvangen, wierp de jeugdprofessional in de ogen van de vader weer een extra drempel voor hem op. Al met al voelt de vader zich door de opstelling van de jeugdprofessional niet erkend in zijn rol als vader met gezag.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De Commissie heeft van zowel de vader als de jeugdprofessional gehoord dat het contact aanvankelijk prettig was. Vader was het eens met de inzet van opvoedondersteuning vanwege zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder en zorgen over de ontwikkeling van de beide kinderen.
Volgens artikel 17 van de Beroepscode, moeten jeugdprofessionals ervoor zorgen dat cliënten of wettelijke vertegenwoordigers geen privacygevoelige informatie over derden in het dossier kunnen inzien. Bepaalde passages uit de rapportage, die betrekking hadden op persoonlijke informatie over de moeder, kon de jeugdprofessional daarom niet aan de vader verstrekken. De jeugdprofessional geeft in het visiegesprek aan dat zij heeft gemeend zorgvuldig te handelen door dit telefonisch toe te lichten voordat zij het rapport (gedeeltelijk) aan de vader zou sturen. De vader heeft dit volledig anders ervaren; hij heeft het gevoel gehad dat er (opnieuw) een drempel werd opgeworpen. De vader wilde een toelichtingsgesprek niet weigeren, maar wilde alle informatie ook per e-mail ontvangen, omdat die dan beter gearchiveerd kon worden dan wanneer deze telefonisch verstrekt zou worden. De jeugdprofessional wilde op haar beurt het verstrekken van de rapportage niet weigeren, maar wilde deze vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid wel pas verstrekken nadat zij de vader telefonisch zou hebben gesproken.
In de korte tijd van slechts enige dagen dat de vraag van de vader om het rapport per e-mail te ontvangen en het aanbod van de jeugdprofessional om een telefonische toelichting te geven, worden herhaald, wordt niet gelezen waar de angel voor de vader zit. Vervolgens wordt de jeugdprofessional overvallen door de klacht, die begin maart door de vader bij SKJ wordt ingediend. De jeugdprofessional besluit hierop afstand te nemen van de casus.
De Commissie is van oordeel dat de jeugdprofessional er tijdens het visiegesprek blijk van geeft dat zij open staat voor feedback en reflecteert op het eigen handelen. Ze ziet vooral aandachtspunten op het gebied van communicatie. De jeugdprofessional realiseert zich dat zij op een ander spoor zat dan de vader en neemt uit deze zaak mee dat ze de volgende keer eerder actie onderneemt richting de ontvanger als er onduidelijkheid of onenigheid is over een besluit. De jeugdprofessional geeft blijk van het inzicht dat een besluit niet alleen moet worden medegedeeld en uitgelegd, maar dat vervolgens ook gecheckt moet worden of de informatie en het besluit goed zijn overgekomen, wat de ontvanger daarvan vindt en waar de ontvanger behoefte aan heeft.
De jeugdprofessional geeft bovendien aan dat zij heeft gemerkt dat zij in de loop van het traject anders – zakelijker – is gaan werken dan ze gebruikelijk doet en ook belangrijk vindt. Achteraf realiseert zij zich hoe vader zich gevoeld moet hebben en hoe hij het telefoongesprek dat zij eerst wilde hebben, heeft ervaren als nog een extra drempel, terwijl hij toch al het gevoel had aan de zijlijn te staan. Ze geeft aan door reflectie aandacht te gaan geven aan het betrekken van de ‘andere ouder’ in een opvoedhulpverleningstraject, waarbij ze beter wil toetsen of de andere ouder zich gehoord voelt en wat er gewenst is. De jeugdprofessional geeft aan dat zij nu graag actief het contact naar vader zou leggen. Ze is voornemens hem per e-mail (de door hem gewenste vorm) uit te leggen welke delen van het rapport zeker wel naar hem worden gestuurd, namelijk alle informatie met betrekking tot de kinderen, en dat de gedeeltes die betrekking hebben op de moeder persoonlijk, eruit worden gehaald.
Met de door haar geuite reflectie en het concrete voornemen in de onderhavige zaak, is de beoogde bewustwording van de jeugdprofessional over haar handelwijze in de visie van de Commissie op gang gekomen en is de aanzet gegeven tot verdere reflectie. De Commissie is van oordeel dat het voeren van een inzichtgesprek, gelet op de reeds tot stand gekomen reflectie en het inzicht dat door de jeugdprofessional is getoond, in de onderhavige zaak niet meer noodzakelijk is. De Commissie adviseert om het dossier te sluiten, omdat het voldoende behandeld is.
7 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 23.020PT
Het Voorportaalcollege bekrachtigt het advies van de Commissie van Consultatie om het dossier te sluiten.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 27 juni 2023 in zaaknummer 23.020PT
De klacht is ingediend door {de vader}.
De vader werd tijdens de behandeling van de klacht bijgestaan door {de gemachtigde}, vertrouwenspersoon bij Jeugdstem.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsvoogd bij {gecertificeerde instelling}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 27 februari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit, gelet op de inhoud van het advies, het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 27 juni 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. D.J.B. de Wolff (voorzitter), C. Bookelman en E.H. Weise (beiden lid-beroepsgenoot).
D.J.B. de Wolff
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.020PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de vader}.
De vader werd tijdens de behandeling van de klacht bijgestaan door {de gemachtigde}, vertrouwenspersoon bij Jeugdstem.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsvoogd bij {gecertificeerde instelling}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de vader is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit L.E. Noest, J. M. Steenmeijer en M. Wolschrijn (klankbordlid).
3 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
4 Procesverloop
– De vader heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 18 januari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 27 februari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar mediation.
– Omdat de vader niet heeft ingestemd met mediation, is de klacht doorverwezen naar de Commissie.
– Het visiegesprek met de vader heeft plaatsgevonden op 25 april 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 12 mei 2023.
– De bevindingen zijn teruggekoppeld aan de jeugdprofessional op 22 mei 2023.
– Het inzichtgesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 2 juni 2023 .
– De Commissie heeft naar aanleiding van het inzichtgesprek met de jeugdprofessional opnieuw beraadslaagd op 5 juni 2023.
5 Achtergrond van de klacht
Klager is vader (met gezag) van een zoon. De ouders zijn uit elkaar en de zoon woont in eerste instantie bij de moeder. De zoon laat zelfbepalend gedrag zien, en gaat dan in overleg met beide ouders bij zijn vader wonen in de hoop dat die het gedrag van de zoon weer in de goede richting weet te sturen. In mei 2020 wordt de zoon onder toezicht geplaatst, hij is dan net 16 jaar. De beklaagde jeugdprofessional is als jeugdbeschermer betrokken vanaf juli 2020 tot half mei 2021. De opdracht aan de {gecertificeerde instelling} is om zo snel mogelijk onderzoek te doen en passende hulp in te zetten. De jeugdprofessional stelt voor om Functionele Gezinstherapie (hierna: FFT)/Multisysteem therapie (hierna: MST) in te zetten, maar vader ziet meer heil in Psychomotorische therapie (hierna: PMT). Al met al gaat het niet beter met de zoon, en in oktober 2020 wordt besloten dat hij in een netwerkpleeggezin gaat wonen.
De klacht
De vader verwijt de jeugdprofessional kort gezegd:
- dat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de problematiek van de zoon, ondanks dat dit een opdracht van de rechtbank was.
- dat de hulp die zij voorstelde niet op gang kwam.
- dat de hulp die de vader als helpend zag (PMT) niet werd ingezet en dat niet duidelijk is gemaakt waarom die hulp niet is ingezet.
De vader heeft gedurende de betrokkenheid van de jeugdprofessional steeds het gevoel gehad niet gehoord te worden en niet serieus genomen te worden. Hij moest naar eigen zeggen steeds opletten dat wat was besproken en afgesproken op de juiste manier in het dossier en rapportages kwam. Volgens de vader heeft de jeugdprofessional onwaarheden opgenomen in haar verslaglegging. Hij benoemt hierbij het voorbeeld dat de jeugdprofessional heeft gezegd dat de zoon een nacht is buitengesloten door de vader. In meer algemene zin is in zijn ogen onterecht het beeld geschetst van een vader die niet wilde meewerken aan hulp, terwijl hij steeds heeft gevraagd om een onderbouwing van het (plan tot) inzetten van FFT/MST en het niet inzetten van PMT. Ook heeft hij herhaaldelijk gevraagd om een uitleg over wat MST behelst. Die onderbouwing of uitleg heeft hij niet gekregen. De vader heeft ook voorgesteld om de eerder door {organisatie} ingezette hulp te continueren. Ondanks vele verzoeken heeft de jeugdprofessional daar volgens de vader niets mee gedaan.
De vader heeft het gevoel niet te zijn meegenomen in alle overwegingen. Als hij ruimte laat aan de moeder en zoon bij een intake voor een hulpaanbod, dan koppelt de jeugdprofessional niet terug na de intake, terwijl dat wel is afgesproken. Het komt meerdere malen voor dat de jeugdprofessional afspraken niet nakomt en dan wijst op een crisis of een zitting. Nadat de zoon bij het netwerkpleeggezin gaat wonen, ervaart de vader dat hij steeds minder wordt betrokken bij de zorg rond de zoon en dat hij daarvan slechts summier op de hoogte wordt gehouden.
De vader heeft op een gegeven moment een bemiddelingsgesprek aangevraagd bij de organisatie. Dat heeft naar zijn zeggen weinig verbetering opgeleverd. In mei 2021 krijgt de vader redelijk onverwacht het bericht dat de jeugdprofessional de ondertoezichtstelling niet verder zal begeleiden.
Al met al heeft het handelen van jeugdprofessional volgens de vader niet bijgedragen aan een positieve ontwikkeling van de zoon. In zijn beleving is juist het tegendeel waar, het handelen van de jeugdprofessional heeft eraan bijgedragen dat de zoon verder is afgegleden. Nu is hij meerderjarig, en daarmee vervalt de mogelijkheid tot drang en dwang. Daarmee is voor de vader de hoop op verbetering voor de zoon op korte termijn vervlogen.
6 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
7 Bevindingen van de Commissie
De klacht van de vader is besproken in een visiegesprek met de jeugdprofessional. Deze vraagt zich in eerste instantie vooral af waarom de vader niet op het aanbod van mediation is ingegaan, het liefst was zij in gesprek gegaan met de vader. De jeugdprofessional wijst er ook op dat de klacht een geruime tijd na het handelen is ingediend. Zij geeft aan niet meer bij de organisatie werkzaam te zijn, en het dossier niet te hebben opgevraagd, omdat daarvoor toestemming van de zoon gevraagd zou moeten worden.
De zienswijzen van partijen over wat er is gebeurd, komen voor een groot deel met elkaar overeen. De jeugdprofessional geeft goed weer hoe zij heeft gehandeld. Uit haar antwoorden blijkt dat ze nog goed voor ogen heeft hoe de casus is gelopen en hoe zij daarin heeft gehandeld.
Ingaand op de klacht van de vader, legt de jeugdprofessional uit dat zij gedurende de eerste maanden van de ondertoezichtstelling heeft geïnvesteerd in het contact en aan het bouwen van een goede samenwerkingsrelatie. Ten aanzien van het inzetten van de PMT zegt de jeugdprofessional dat de zoon dat niet wilde. Zij heeft vervolgens intern overlegd, en besloten om er verder niet op in te zetten, nu de zoon hier niet voor open stond.
Om te kunnen beoordelen wat er nodig zou zijn voor de zoon, heeft de jeugdprofessional {organisatie} gevraagd om mee te kijken. {Organisatie} raadde een systeemgerichte benadering aan. De jeugdprofessional heeft dat advies overgenomen en op die manier ook aan de vader meegedeeld.
De jeugdprofessional is van mening dat zij voldoende heeft uitgelegd aan de vader waarom FFT/ MST is aangeraden, en waarom er niet voor PMT is gekozen. De vader heeft het aanbod voor de systeemgerichte benadering afgewezen, en kort daarop is de zoon bij het netwerkpleeggezin gaan wonen.
Toen de zoon bij zijn vader woonde, waren er volgens de jeugdprofessional regelmatig communicatieproblemen tussen vader en zoon. Nadat de zoon bij het netwerkpleeggezin ging wonen, hadden de vader en de zoon minder contact en daardoor de jeugdprofessional en de vader ook. De jeugdprofessional heeft naar eigen zeggen de vader wel meegenomen in het proces, en ook uitgelegd waarom de focus van de communicatie verschoof naar de moeder en het netwerkpleeggezin.
De jeugdprofessional stelt dat zij – terugkijkend op de zaak – beter nog een gesprek met de vader had kunnen plannen onder leiding van een deskundige gespreksleider. Ze had dat kunnen doen na het klacht-/bemiddelingsgesprek bij de instelling.
Voor de Commissie staat in deze zaak niet zozeer de inhoud en de juistheid van de keuze voor een bepaalde vorm van therapie centraal, maar het bredere professionele handelen: hoe heeft de jeugdprofessional gehandeld in het licht van de beroepsnormen? De Commissie heeft op basis van het visiegesprek met de jeugdprofessional een aantal aandachtspunten geformuleerd en aan de jeugdprofessional teruggekoppeld.
- De vader heeft een analyse gemist, en een daarop gebaseerd weloverwogen oordeel. De Commissie heeft dat ook niet helder gehoord. Het wordt ook de Commissie onvoldoende duidelijk wat het professionele oordeel van de jeugdprofessional was.
- Daarop aansluitend mist de legitimering vanuit de professionele standaard: de richtlijnen en de Beroepscode, terwijl er in de casus voldoende haakjes zaten om die te overwegen en in de onderbouwing te noemen.
- Op zich is in de relatie geïnvesteerd, maar meer methodisch-strategisch dan gericht op een echte verbinding.
- Bij de communicatie over de onderhavige klacht (procedure, inhoud) leek een wat afwerende houding te ontstaan, terwijl aanspreekbaarheid op het eigen handelen een belangrijke grondhouding is.
8 Inzichtgesprek
In het inzichtgesprek heeft de jeugdprofessional ten aanzien van het punt over de afwerende houding aangegeven dat zij onbekend was met de procedure van klachtafhandeling en dat dit onzekerheid opleverde. In het inzichtgesprek heeft de Commissie geprobeerd uit te leggen dat de aandachtspunten en het gesprek het doel hebben om aan te zetten tot reflectie in algemene zin, door te wijzen op aspecten van het handelen waarvan de jeugdprofessional zich mogelijk niet bewust is. De jeugdprofessional kan zich ook in dit tweede gesprek echter moeilijk losmaken van de casus en het uitleggen waarom ze meent daarin goed gehandeld te hebben.
De Commissie gaat dan in op de onderbouwing van het handelen, die de vader heeft gemist. De jeugdprofessional legt nogmaals uit hoe zij tot haar besluit is gekomen, maar nog steeds niet op basis van welke argumenten. De Commissie zegt daarmee niet dat die argumenten er niet waren, maar dat zij ze van de jeugdprofessional niet heeft gehoord, zoals ook de vader ze naar zijn zeggen niet heeft gehoord. Over het gebruik van richtlijnen en de Beroepscode zegt de jeugdprofessional dat ze de Beroepscode en haar ervaringskennis gebruikt in het nemen van besluiten. De Commissie geeft aan dat dat heel mooi is, maar niet genoeg. Het is van belang om niet alleen zelf de eigen kennis en normen te wegen, maar die ook te articuleren zodat besluiten voor cliënten navolgbaar zijn. Het ‘goed’ zit niet alleen in de juistheid van een besluit, maar ook in de manier waarop het tot stand komt en op welke manier dat inzichtelijk wordt gemaakt door jeugdprofessionals.
De jeugdprofessional heeft meerdere keren aangegeven dat zij heeft geïnvesteerd in de samenwerkingsrelatie, en betreurt het dat de vader dat niet als zodanig heeft ervaren. In het visiegesprek kwam zij al tot het inzicht dat ze de vader na het klachtgesprek nog eens had kunnen uitnodigen met een gespreksleider erbij, om te proberen tot een goed gesprek te komen. Ze geeft aan dat ze dat met de kennis van nu anders zou aanpakken. De Commissie wijst nog op een mogelijk strategische insteek van communicatie vanuit de jeugdprofessional, die eraan kan hebben bijgedragen dat het niet tot een echte verbindende communicatie is gekomen. Ook dit noemt de Commissie met name om de jeugdprofessional te ondersteunen bij de reflectie op het eigen handelen. De Commissie geeft in dat kader ook nog wat praktische, juridische en methodische tips die kunnen helpen om door een soortgelijke casus te navigeren.
De jeugdprofessional geeft blijk van een sterke overtuiging dat zij naar eer en geweten heeft gehandeld, en dat zij in de casus op de juiste manier heeft gehandeld en besloten. De Commissie ziet geen concrete aanleiding om dat te weerleggen, maar merkt wel op dat de jeugdprofessional er geen blijk van geeft dat de aandachtspunten die de Commissie heeft willen aanreiken, bij haar zijn aangekomen. Door de Commissie is op meerdere manieren geprobeerd om duidelijk te maken waar het in de behandeling van de klacht om te doen is: kijken naar het eigen handelen.
Goed hulpverlenerschap volgens de Beroepscode is niet alleen correct handelen, maar ook de bereidheid tot reflectie op het handelen en de bereidheid je daarin te laten informeren door cliënten en beroepsgenoten, zoals in de kernwaarden en in artikel 25 van de Beroepscode verwoord staat. De Commissie is in iedere zaak op zoek naar de maximale leeropbrengst, maar heeft daarbij te maken met een inspanningsverplichting, niet met een resultaatsverplichting. Gelet hierop adviseert de Commissie, met de hoop dat de jeugdprofessional de besproken aandachtspunten alsnog ter harte neemt en meeneemt in haar handelen en in reflectie, het dossier te sluiten.
9 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 23.024PT en 23.025PT
Het Voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. De jeugdprofessional staat open voor feedback en heeft geleerd van de gevolgen van haar handelen. De Commissie hoopt dat de handelswijze van Veilig Thuis in de toekomst meer zal aansluiten op de Beroepscode.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 16 juni 2023 in zaaknummer 23.024PT
De klacht is ingediend door {de vader}.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als maatschappelijk werker bij Veilig Thuis, hierna te noemen: de jeugdprofessional. De jeugdprofessional werd tijdens de behandeling van de klacht bijgestaan door mevrouw mr. A. Meijers.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 20 februari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 16 juni 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van M.L. Bondrager (voorzitter), H.G.A. van Schaik en S.P. van Buuren (beiden lid-beroepsgenoot).
M.L. Bondrager
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummers 23.024PT en 23.025PT aan het Voorportaalcollege
De klachten zijn ingediend door {de vader}, hierna te noemen: de vader, en {de moeder}, hierna te noemen: de moeder, hierna tezamen te noemen: de ouders.
De klachten zijn ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als maatschappelijk werker bij Veilig Thuis, verder te noemen: de jeugdprofessional. De jeugdprofessional werd tijdens de behandeling van de klachten bijgestaan door mevrouw mr. A. Meijers.
De klachten van de ouders zijn behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit H. K. Blok, W.L. Scholtus en E.M. Jacquemijns. De Commissie werd daarbij ondersteund door P. Oosterveer, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om de dossiers te sluiten omdat de klachten voldoende behandeld zijn.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De ouders hebben ieder afzonderlijk een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 18 januari 2023 (zaaknummers 23.024PT en 23.025PT). De klachten zijn door de Commissie gezamenlijk behandeld.
– De klachten zijn door het Voorportaalcollege behandeld op 20 februari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klachten ter behandeling doorverwezen naar de Commissie.
– Wegens de nauwe samenwerking tussen de jeugdprofessional en haar collega, waartegen de ouders een overeenkomstige klachten (met zaaknummer 23.026PT en 23.027PT) hebben ingediend, heeft de Commissie besloten om de klachten gezamenlijk te behandelen.
– Het visiegesprek met de ouders heeft plaatsgevonden op 7 april 2023. Bij dit gesprek waren aanwezig de Commissieleden en de ouders.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 21 april 2023. Bij dit gesprek waren aanwezig de Commissieleden, de jeugdprofessional, de collega van de jeugdprofessional en de gemachtigde van de jeugdprofessionals.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 24 april 2023.
– Het inzichtgesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023. Bij dit gesprek waren aanwezig de Commissieleden, de jeugdprofessional, de collega van de jeugdprofessional en de gemachtigde van de jeugdprofessionals.
– De Commissie heeft naar aanleiding van het inzichtgesprek met de jeugdprofessional opnieuw beraadslaagd op 22 mei 2023.
3 Achtergrond van de klacht
De ouders hebben twee dochters. De oudste dochter is twaalf jaar en de jongste dochter is zeven jaar oud. De ouders wonen samen met hun dochters en hebben beide het ouderlijk gezag. De ouders kregen voor het eerst te maken met jeugdhulpverlening toen de jeugdprofessional en haar collega op 27 december 2022 op huisbezoek kwamen naar aanleiding van een melding van een vermoeden van huiselijk geweld bij Veilig Thuis.
4 De klacht
In zijn algemeenheid gaan de klachten over de houding en de werkwijze van de jeugdprofessional tijdens en volgend op het huisbezoek op 27 december 2022.
In de klacht maken de ouders de jeugdprofessional, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- Slechte communicatie met de jeugdprofessional
De jeugdprofessional heeft volgens de ouders onvoldoende uitleg gegeven over Veilig Thuis, de organisatie waar de jeugdprofessional werkzaam is, over de rol van de jeugdprofessional en over hun werkwijze. De ouders verwijten de jeugdprofessional dat zij het handelingsprotocol van Veilig Thuis niet heeft gevolgd.
- Onjuiste bejegening
De ouders vinden dat zij tijdens het huisbezoek onjuist zijn bejegend, omdat er naar aanleiding van een anonieme melding werd geïnsinueerd dat vader huiselijk geweld zou plegen. De ouders hebben direct bij aanvang van het huisbezoek aangegeven dat er binnen het gezin geen sprake is van huiselijk geweld. De jongster dochter gaf diezelfde avond toe dat zij dat had verzonnen en dat zij dat had verteld aan de moeder van een ander kind tijdens een speelafspraak.
- De jeugdprofessional is onvoldoende deskundig en professioneel
De moeder is op 13 januari 2023 door de jeugdprofessional gebeld. De moeder vindt dat de jeugdprofessional in dat gesprek een onjuiste suggestie deed met betrekking tot het vermeende huiselijk geweld, terwijl de jongste dochter toen al had toegegeven dat zij het verhaal had verzonnen. In hetzelfde telefoongesprek ontdekte de moeder dat Veilig Thuis informatie over haar had opgevraagd bij de huisarts. De ouders hadden enkel toestemming gegeven voor het opvragen van informatie over de jongste dochter. De ouders zijn van mening dat de wijze waarop de jeugdprofessional vertrouwelijke informatie heeft verkregen over de jongste dochter en over de moeder, onrechtmatig is.
- De jeugdprofessional heeft haar privé en het zakelijke vermengd met elkaar
De ouders verwijten de jeugdprofessional dat zij in het telefoongesprek op 13 januari 2023 privé en zakelijk heeft vermengd, doordat de jeugdprofessional sprak over haar privéleven en haar eigen gezinssituatie.
- De kinderen is schade toegebracht
De ouders zijn van mening dat aan de dochters schade is toegebracht, omdat de dochters onvoldoende voorbereid mee moesten werken aan de drie huizen methode. Er werd volgens de ouders door de jeugdprofessional onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat de oudste dochter autisme heeft.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De Commissie is naar aanleiding van de visiegesprekken gekomen tot de volgende bevindingen.
Het huisbezoek
De jeugdprofessional is naar aanleiding van een melding van vermoedelijk huiselijk geweld binnen het gezin in actie gekomen. Een triagecommissie besloot dat er sprake zou zijn van een crisissituatie en met die instelling is de jeugdprofessional met haar collega bij het gezin langsgegaan voor een huisbezoek. Bij aanvang van het huisbezoek hebben de jeugdprofessional en haar collega zich kort voorgesteld en zijn vervolgens direct met de kinderen in gesprek gegaan. Bij de kinderen hebben zij de drie huizen methode toegepast.
De ouders voelden zich door het huisbezoek overvallen. Hoewel wel werd uitgelegd wat de melding inhield, bleef het voor de ouders onduidelijk wat de werkwijze van Veilig Thuis is en wat er zou volgen. Op het moment dat de jeugdprofessional en haar collega aanbelden, stonden de ouders op het punt om weg te gaan. De ouders hebben toestemming gegeven aan de jeugdprofessional om met de dochters te praten, maar hadden achteraf meer uitleg over het bezoek en hun werkwijze, rol en bevoegdheden willen krijgen. Ook hadden de ouders geen toestemming gegeven voor de toepassing van de drie huizen methode, zij hebben dit maar gewoon laten gebeuren omdat zij van het bezoek af wilden zijn.
De Commissie is van mening dat de jeugdprofessional steken heeft laten vallen bij de aanvang van het huisbezoek, hetgeen voor de ouders grote gevolgen heeft gehad. Zo heeft de jeugdprofessional nagelaten om aan de ouders uit te leggen wat Veilig Thuis is, wat de werkwijze van Veilig Thuis is, wat een onderzoek van Veilig Thuis inhoudt, welke rol de jeugdprofessional daarin vervult en wat de bevoegdheden van de jeugdprofessional zijn. Door deze start kwam er geen verbinding tussen de ouders en de jeugdprofessional tot stand. De ouders voelden zich zeer overvallen door de manier waarop het huisbezoek plaatsvond. Hoewel de jeugdprofessional en haar collega vanuit de veronderstelling van een crisissituatie naar het gezin zijn gegaan, was al voor het bezoek duidelijk dat er geen sprake was van een acute crisis. Het huisbezoek werd namelijk over de feestdagen heen getild en vond dus meerdere dagen na de melding plaats. Ook werd bij het bezoek al snel duidelijk dat er geen sprake was van een acute of levensbedreigende situatie. De jeugdprofessional had daarom, naar de mening van de Commissie, meer tijd kunnen en moeten nemen om de verbinding te maken met de ouders. Bovendien meent de Commissie dat juist in situaties waarin vermoedens van huiselijk geweld zijn, de tijd moet worden genomen om de situatie zo zorgvuldig mogelijk aan te pakken. In een casus als deze acht de Commissie het van groot belang om allereerst een vertrouwensbasis met de ouders te leggen om vervolgens vanuit die basis eventueel geweld of kindermishandeling bespreekbaar te maken.
De Commissie heeft in het visiegesprek gezien dat de jeugdprofessional reflecteert op haar handelen en dat zij open en eerlijk naar de situatie terugkijkt. De jeugdprofessional geeft toe dat zij te gehaast heeft gehandeld. De jeugdprofessional heeft bij het huisbezoek vastgesteld dat er geen sprake was van een acute crisissituatie, maar zij bleef wel uitgaan van het standpunt dat er zo snel mogelijk meer zicht op de situatie moest komen. Zij heeft het handelingsprotocol van Veilig Thuis gevolgd, maar is daarbij voorbijgegaan aan de samenwerking en verbinding met de ouders. De jeugdprofessional begrijpt dat zij meer tijd had moeten nemen voor de introductie en uitleg.
Het vervolg
De ouders bleven na het huisbezoek met veel vragen achter. Het lukte de ouders niet om de dag erna in contact te komen met de jeugdprofessionals, omdat zij beide op vakantie waren. Ruim twee weken na het huisbezoek ontvingen de ouders het verslag van het bezoek. De ouders voelden zich hierdoor opnieuw overvallen en hebben veel stress ervaren, omdat zij niet bekend waren met deze werkwijze van Veilig Thuis. Anderhalve week later werd de moeder gebeld. Hoewel de jeugdprofessional tijdens het visiegesprek heeft aangegeven met een positieve blik op dit gesprek terug te blikken, heeft de moeder het gesprek als belerend en onprofessioneel ervaren. In dit gesprek ontdekte de moeder bovendien dat Veilig Thuis contact had opgenomen met de huisarts en dat er zonder toestemming informatie was opgevraagd over de moeder. Die informatie is in verslaglegging terecht gekomen. Het vertrouwen van de ouders in de hulpverlening is daardoor ernstig geschaad. De ouders ervaren hierdoor angst, onmacht en intimidatie.
De gemachtigde van de jeugdprofessional heeft in het visiegesprek laten blijken dat zij van mening is dat de jeugdprofessional geen toestemming hoefde te vragen voor het opvragen van de informatie over de moeder, omdat de jeugdprofessional daartoe wettelijk bevoegd was. De Commissie is, conform artikel 11 van de Beroepscode voor professionals in sociaal werk, van mening dat een jeugdprofessional om toestemming dient te vragen, indien hij of zij informatie over de cliënt wil verkrijgen. Volgens de Beroepscode kan uitzondering worden gemaakt op die verplichte toestemming in gevallen waarin gevaar dreigt of waarin wettelijke verplichtingen gelden. Van een dergelijke uitzonderingsituatie was in deze situatie geen sprake. Daar komt bij dat de Beroepscode stelt dat een jeugdprofessional altijd, dus ook in uitzonderingssituaties, dient te streven naar toestemming, tenzij dat ernstig nadeel voor cliënten of derden met zich meebrengt. Ook daarvan is in deze situatie naar de mening van de Commissie geen sprake geweest. De Commissie betreurt het dat de handelwijze van Veilig Thuis in dezen niet in lijn is met artikel 11 van de Beroepscode. Bovendien vindt de Commissie dat in gevallen waarin aan het vragen van toestemming voorbij mag worden gegaan, de jeugdprofessional op zijn minst aan betrokkenen uit moet leggen waarom zij gebruik maakt van de wettelijke bevoegdheid om zonder toestemming gegevens op te vragen. Zonder deze dergelijke uitleg is het handelen niet transparant, met alle gevolgen voor de verbinding tussen de ouders en de jeugdprofessional van dien. Er kan een afstand ontstaan, die niet meer ongedaan kan worden gemaakt.
7 Inzichtgesprek
De jeugdprofessional toonde tijdens het visiegesprek reflectie. De Commissie miste tijdens het visiegesprek echter diepgang, met name wat betreft het verplaatsen in wat het gevolg van het tekortschietend handelen is geweest voor de ouders. De Commissie besloot daarom om de jeugdprofessional uit te nodigen voor een inzichtgesprek op 16 mei 2023 en heeft daarbij in de uitnodiging de volgende aandachtspunten benoemd:
- De informatievoorziening richting de ouders;
- het overbrengen van wat beter en anders had gemoeten richting de ouders (herstel);
- het vragen van toestemming aan de ouders voor informatie opvragen aan derden en het handelen hierin.
De jeugdprofessional liet ten aanzien van de informatievoorziening opnieuw zien dat zij heeft geleerd van de situatie, dat zij het in de toekomst anders zal doen en dat zij zich nu extra bewust is bij onaangekondigde huisbezoeken om voldoende tijd te besteden aan de introductie en informatieverschaffing. De jeugdprofessional erkende nogmaals dat zij te gehaast heeft gehandeld en dat dat het hele proces heeft doorgewerkt.
De jeugdprofessional heeft beoogd het contact met de ouders te herstellen door de moeder te bellen. De jeugdprofessional had, anders dan de ouders, tijdens dat gesprek het idee dat herstel en verbinding was bereikt. Terugkijkend op de situatie begrijpt de jeugdprofessional dat de ouders het gesprek toch anders hebben ervaren.
De gemachtigde van de jeugdprofessional bleef helaas bij het standpunt dat de jeugdprofessional geen toestemming nodig had voor opvragen van informatie en dat de handelwijze van de jeugdprofessional juist was.
De Commissie ziet enerzijds een reflecterende jeugdprofessional die openstaat voor feedback en die heeft geleerd van de gevolgen van haar handelen. Wat betreft de informatievoorziening en het werken aan herstel en verbinding is de Commissie van mening dat door de klacht en de gesprekken daarover de beoogde reflectie en bewustwording tot stand is gekomen, en dat de jeugdprofessional de opgedane leerpunten meeneemt in haar handelen in de toekomst. Anderzijds betreurt de Commissie het dat de jeugdprofessional zich wat betreft de toestemming voor het opvragen van informatie bij de huisarts niet voldoende heeft verplaatst in wat de wijze waarop dit is gebeurd, met de ouders heeft gedaan. Zelfs al zou in deze situatie toestemming niet vereist zijn, dan zou het naar de mening van de Commissie nog steeds beter zijn geweest als de jeugdprofessional met de ouders in gesprek was gegaan over waarom de gegevens werden opgevraagd. Door open en transparant te zijn krijgen ouders het gevoel dat zij bij Veilig Thuis terecht kunnen, een gevoel dat de ouders nu niet meer herkennen. De Commissie hoopt dan ook dat de handelwijze van Veilig Thuis in de toekomst gaat aansluiten op de Beroepscode, hetgeen de transparantie van de manier van werken zal vergroten en waardoor betrokkenen zich minder overvallen zullen voelen.
8 Tot slot
De Commissie heeft in de gesprekken een lerende jeugdprofessional gezien, waarbij de beoogde reflectie en bewustwording tot stand is gekomen. Daardoor kwam zij tot de conclusie dat het doel van de procedure is bereikt en dat de klachten voldoende zijn behandeld. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of de dossiers zullen worden gesloten.
Zaaknummer 23.072PT
Het Voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. De Commissie geeft een tweetal aandachtspunten aan de jeugdprofessional mee.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 12 juni 2023 in zaaknummer 23.072PT
De klacht is ingediend door {de moeder}, hierna te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als jeugdbeschermer bij {de GI}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 27 maart 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 12 juni 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. S.C. van Duijn (voorzitter), H.A. ten Hove en D.J.E. de Graaf (beiden lid-beroepsgenoot).
S.C. van Duijn
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.072PT aan het Voorportaalcollege
Klager is {de moeder}, verder te noemen: de moeder.
De moeder vertelde tijdens de behandeling van de klacht haar eigen verhaal. Hiervan is een verslag gemaakt, dat aan de moeder is toegestuurd.
Beklaagde is {de jeugdprofessional}, verder te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als Jeugdbeschermer bij {de GI}, hierna: de GI.
De klacht van de moeder is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit B. van Leeuwen, T. van den Brandt en A. Verweij (klankbordlid).
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De moeder heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 14 februari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 27 maart 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar de Commissie.
– Het visiegesprek met de moeder heeft plaatsgevonden op 19 april 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 9 mei 2023. Bij dit gesprek was als toehoorder haar teamleider aanwezig, {teamleider}.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 16 mei 2023.
3 Achtergrond van de klacht
De moeder heeft twee kinderen van inmiddels 19 en 13 jaar. Haar oudste zoon heeft een ASS diagnose en haar jongste zoon heeft problemen met informatieverwerking, een traag werktempo en daarnaast fysieke klachten. Over het jongste kind was een ondertoezichtstelling uitgesproken nadat betrokken hulpverlening had geconstateerd dat het hem niet lukte om naar school te gaan en onderwijs te volgen. Bij het indienen van de klacht duurt de ondertoezichtstelling ongeveer drie jaar.
Moeder woont alleen met haar twee kinderen. De vader heeft een ander gezin en staat volgens de moeder aan de zijlijn als het gaat om de opvoeding van de kinderen.
4 De klacht
In zijn algemeenheid gaat de klacht over het contact tussen de jeugdprofessional en de moeder en over machtsmisbruik dat de moeder heeft gevoeld.
In de klacht maakt de moeder de jeugdprofessional, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- te weinig contact en moeilijk bereikbaar;
- dreigen met uithuisplaatsing en gezinsopname via schriftelijke aanwijzingen;
- stagnatie in het onderwijs van de jongste zoon door niet op tijd de juiste beschikking te regelen;
- geen nieuw zorgplan te schrijven maar ‘copy-paste’ toe te passen;
- niet op tijd aanleveren van belangrijke documenten voor het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en afstandelijk gedrag in de rechtbank.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional. Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk )gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De Commissie is naar aanleiding van de visiegesprekken gekomen tot de volgende bevindingen.
Wat de moeder onder punt 1 benoemt in de klacht vloeit volgens de jeugdprofessional voort uit de werkwijze van de GI. Deze is in de afgelopen tijd aangescherpt. Waar eerder jeugdbeschermers wel op huisbezoek gingen, haalt men tegenwoordig volgens de werkwijze informatie op bij betrokken hulpverlening aan de jeugdige. Dat een jeugdbeschermer vooral contact met de ouders heeft via de email is eveneens de werkwijze van de GI. Hiermee beogen zij dat, met name wanneer ouders gescheiden zijn, de communicatie transparant verloopt en elke ouder op dezelfde tijd dezelfde informatie ontvangt.
De jeugdige is wel minimaal één keer per drie maanden bezocht door de jeugdprofessional, conform de huidige werkwijze. En de ouder(s) hebben de jeugdprofessional gezien bij de evaluaties van het verloop van de hulpverlening.
De jeugdprofessional is van mening dat zij zich op de zitting neutraal naar zowel moeder als vader heeft opgesteld; het was niet haar bedoeling afstandelijk over te komen tijdens de zitting (punt 5).
Belangrijk hierbij is te noemen dat de jeugdprofessional betrokken was bij de moeder en jeugdige en toen afscheid genomen had omdat zij een andere baan had. Na zes maanden keerde de jeugdprofessional terug op haar post bij de GI (Zij kreeg een nieuw telefoonnummer; dit is doorgegeven aan de moeder). Zij begon als tweede contactpersoon in deze casus en kort daarna vertrok de eerste contactpersoon en was de jeugdprofessional weer als eerste contactpersoon bij de moeder en jeugdige betrokken. Er was door haar collega al een schriftelijke aanwijzing gegeven. De jeugdprofessional moest deze verder ten uitvoer leggen (punt 2 van de klacht).
Ook liep de ondertoezichtstelling bijna af en moest er een verlenging aangevraagd worden (punt 5). Op dit onderdeel is de klacht dat de moeder en haar advocaat te laat de stukken hebben ontvangen en daardoor te weinig voorbereidingstijd hadden voor de zitting bij de rechtbank.
De jeugdprofessional heeft een week voor de zittingsdatum gecontroleerd of iedereen de stukken had ontvangen en toen bleek dat de aanvraag tot verlenging van de ondertoezichtstelling was blijven hangen in het communicatiesysteem tussen de GI en de rechtbank ({naam systeem}). Uitstel van de zitting zou minimaal een maand zijn en dat leek de jeugdprofessional niet in het belang van de jeugdige, vandaar dat er inderdaad een hele korte tijd was voor de voorbereiding.
Bij de stukken zat ook het zorgplan (punt 4) waarvan de moeder aangeeft dat er gebruik gemaakt is van ‘copypaste’. Dat dit zo overkomt begrijpt de jeugdprofessional. Het zorgplan is een zogeheten levend document waar zaken aan toegevoegd worden aan alle eerder geschreven tekst.
Wat de schoolgang (punt 3) betreft: toen op zitting bleek dat de jeugdige naar een particuliere school kon gaan, heeft de jeugdprofessional ervoor gezorgd dat op zeer korte termijn de zorgplannen zo werden aangepast dat zij gebruikt konden worden bij het toelatingsproces; dit was strikt genomen niet haar taak.
De Commissie heeft tijdens het gesprek met de jeugdprofessional gezien dat zij wel herkent hoe het voor de moeder geweest moet zijn wat betreft de verwarring van wisselende jeugdprofessionals in de casus en de veranderde werkwijzen van de GI. Het is in deze casus de vraag of de moeder voldoende op de hoogte is gebracht van de veranderde werkwijzen. In elk geval kwamen de verwachtingen van de moeder niet overeen met de werkwijze van de jeugdprofessional en is hier niet/onvoldoende bij stil gestaan door de jeugdprofessional. De Commissie heeft de jeugdprofessional als leeropbrengst meegegeven om hier altijd aandacht voor te hebben. Leg aan betrokkenen uit wat je rol, positie en opdracht is. Daarnaast heeft de Commissie aan de jeugdprofessional meegegeven dat het belangrijk is om aandacht te hebben voor de balans van meebewegen en uitvoering geven aan de afgesproken aanwijzingen/maatregelen die vallen onder de ondertoezichtstelling. Maak het bespreekbaar wanneer die balans er niet meer is, zodat je als professional de verbinding niet kwijtraakt.
7 Inzichtgesprek
De Commissie heeft er voor gekozen om geen inzichtgesprek te voeren met de jeugdprofessional. De aandachtspunten worden meegegeven via de uitkomst van deze procedure. Tijdens het visiegesprek met de jeugdprofessional is de leeropbrengst bovendien duidelijk benoemd. In dit gesprek heeft de jeugdprofessional laten zien dat zij open stond voor de leeropbrengst die vanuit de Commissie gegeven werd. Zij heeft ook aangegeven dat zij dit meeneemt in haar verdere werk.
8 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 23.012B
(Zonder titel)
Zaaknummer 23.013B
(Zonder titel)
Zaaknummer 23.014B
(Zonder titel)
Zaaknummer 23.015B
(Zonder titel)
Zaaknummer 22.021PT
Het Voorportaalcollege bekrachtigt het advies van de Commissie van Consultatie om het dossier te sluiten. Beoogde reflectie en bewustwording zijn tot stand gekomen.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 23 mei 2023 in zaaknummer 22.021PT
De klacht is ingediend door {de oma}.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsvoogd bij {gecertificeerde instelling}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 10 januari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege volgt het advies op en sluit het dossier.
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 23 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. R. Orie (voorzitter), S.M.C. van de Kooij en C. Bookelman (beiden lid-beroepsgenoot).
R. Orie
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummers 22.021PT en 22.036PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de oma}, verder te noemen: de oma.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessionals}, beiden werkzaam als gezinsvoogd bij {gecertificeerde instelling}, verder gezamenlijk te noemen: de jeugdprofessionals.
De klacht van de oma is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw B.H. Gussinklo, de heer A.C. van der Plas en mevrouw Y. de Best. De Commissie werd daarbij ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De oma heeft twee afzonderlijke klachten ingediend tegen beide jeugdprofessionals op 17 december 2022.
– De klachten zijn door het Voorportaalcollege behandeld op 10 januari en 17 januari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klachten ter behandeling doorverwezen naar de Commissie. Omdat beide professionals hetzelfde wordt verweten, zij in deze zaak steeds samen hebben gewerkt en alle beslissingen gezamenlijk hebben genomen, is besloten de twee zaken gevoegd te behandelen.
– Het visiegesprek met de oma heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessionals heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
– De Commissie heeft overlegd en is tot haar bevindingen gekomen op 24 februari 2023.
– Het inzichtgesprek met de jeugdprofessionals heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023.
– De Commissie heeft naar aanleiding van het inzichtgesprek met de jeugdprofessional opnieuw overlegd op 6 maart 2023.
3 Achtergrond van de klacht
De zaak betreft een jeugdige (hierna te noemen: de kleinzoon) die ongeveer een jaar bij zijn oma (de moeder van zijn moeder) heeft gewoond, omdat zijn moeder in hechtenis zat. Beide jeugdprofessionals zijn in deze tijd betrokken geweest. De klacht heeft vooral betrekking op de manier waarop beide jeugdprofessionals hebben geprobeerd om het contact en de omgang tussen de kleinzoon en zijn vader te herstellen en op gang te brengen.
4 De klacht
In de klacht maakt de oma de jeugdprofessionals, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- De jeugdprofessionals hebben bij het contactherstel onvoldoende rekening gehouden met het belang van de kleinzoon. De oma heeft het gevoel gehad dat de omgang met de vader te snel werd opgebouwd, terwijl voor haar duidelijk was dat de kleinzoon daar op dat moment nog niet aan toe was. Dit heeft schade veroorzaakt bij de kleinzoon.
- Signalen van de oma dat het opbouwen van de omgang te snel ging voor de kleinzoon, werden door de jeugdprofessionals genegeerd en niet serieus genomen.
- De jeugdprofessionals hebben onzorgvuldig en onverantwoord gehandeld doordat zij na een verhuizing van de vader niet op de hoogte bleken te zijn van waar de kleinzoon verbleef als die bij zijn vader was.
- De jeugdprofessionals hebben onprofessioneel gecommuniceerd.
- De jeugdprofessionals hebben onvoldoende deskundig en professioneel gehandeld doordat zij onjuiste informatie hebben gedeeld, waarmee ze voor onrust hebben gezorgd. Zo zouden zij een dag na de aanhouding van de moeder, richting de oma een zeer verontrustend beeld hebben geschetst over de toestand waarin de moeder op dat moment verkeerde. Toen de oma navraag deed bij de politie, bleek de situatie niet zo zorgelijk als door de jeugdprofessionals geschetst.
De klachten van de oma komen er uiteindelijk op neer dat zij zich niet serieus genomen voelt en het gevoel heeft dat er niet naar haar is geluisterd. Ze heeft vanaf het begin het gevoel dat er niet met haar werd samengewerkt, maar dat zij enkel mededelingen en opdrachten kreeg, waaraan ze moest meewerken, ook als ze het gevoel had dat het op dat moment niet het beste was voor haar kleinzoon. Volgens de oma hebben de jeugdprofessionals onprofessioneel en niet in het belang van het kind gehandeld en hebben ze zich bovendien niet neutraal opgesteld. De oma heeft hierdoor geen vertrouwen in de jeugdprofessionals kunnen hebben en heeft tot op de dag van vandaag nog last van sterke emoties en lichamelijke klachten als gevolg van de gang van zaken.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessionals. Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessionals in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
In het visiegesprek met de jeugdprofessionals geven deze aan dat zij de zaak als zeer lastig en gecompliceerd hebben ervaren. Op het moment dat de moeder in hechtenis kwam, ontstond een crisissituatie met veel onduidelijkheid en later in het proces kreeg één van de jeugdprofessionals te maken met stalking. De jeugdprofessionals lichten toe dat ze, juist vanwege de grote complexiteit van de zaak, alle stappen in het proces extra zorgvuldig hebben doorlopen, dat ze iedere beslissing samen hebben gemaakt en dat ze hun aanpak regelmatig hebben afgestemd met gedragswetenschappers en andere hulpverleners.
De jeugdprofessionals zijn zich ervan bewust dat deze zaak niet alleen van hen, maar zeker ook van de oma heel veel heeft gevraagd. Gedurende het proces bestond er een structureel verschil van mening en visie tussen hen en de oma met betrekking tot het contactherstel tussen de kleinzoon en diens vader. Ze zien in dat de oma, door wat zij enerzijds van haar dochter te horen kreeg en door wat er anderzijds door de jeugdprofessionals van haar gevraagd werd, in een bijna onmogelijke positie is geplaatst en is overvraagd. De jeugdprofessionals geven aan veel respect te hebben voor de wijze waarop de oma zich hierin staande heeft gehouden en heeft meegewerkt. Ze hebben geprobeerd de oma hiervoor ook tijdens het proces al veel erkenning te geven en betreuren het dat dit door de oma niet zo is ontvangen en ervaren.
Op basis van de gesprekken heeft de Commissie de indruk gekregen dat de jeugdprofessionals, gelet op de grote complexiteit en tijdsdruk waarmee zij geconfronteerd werden, zeer zorgvuldig en consciëntieus hebben gehandeld. De jeugdprofessionals zijn alert geweest, hebben de benodigde stappen doorlopen en waar nodig afstemming en overleg gezocht. Wat de Commissie wel ziet, is dat de jeugdprofessionals hebben gehandeld op basis van de feiten en protocollen, waarbij de verbinding en empathie met de oma op de achtergrond zijn geraakt. Er is in deze zaak, zoals ook door één van de jeugdprofessionals werd benoemd, vooral ‘gehandeld met het hoofd, in plaats van met het hart’. De Commissie heeft hierin de kern van de zaak gezien en heeft aanleiding gezien om hier met de jeugdprofessionals over door te praten in een tweede gesprek.
Ook in dit tweede gesprek hebben de jeugdprofessionals er blijk van gegeven zich bewust te zijn van de enorm ingewikkelde en zware positie waarin de oma verkeerde; zij zorgde voor de kleinzoon en vervulde in het hele proces en de gesprekken met de jeugdprofessionals de rol van oma, moeder en pleegmoeder tegelijkertijd, waarbij ze ondanks haar eigen twijfel toch steeds alle opdrachten en adviezen van de jeugdprofessionals heeft opgevolgd. Ook nu spraken de jeugdprofessionals daarvoor meerdere malen hun erkenning en respect uit. De jeugdprofessionals hebben geprobeerd verbinding te maken en behouden, maar door het voortraject, de snelle verharding en de meerdere rollen die de oma te vervullen had, is dit uiteindelijk onvoldoende gelukt. De Commissie twijfelt er niet aan dat er door de jeugdprofessionals heel hard en procedureel zorgvuldig is gewerkt in een zeer complexe casus waarin er tijdsdruk was om beslissingen te nemen, maar heeft richting beide jeugdprofessionals het belang van een goede werkrelatie met betrokken partijen benadrukt. Daarbij is onder meer gewezen op artikel 3 van de Beroepscode voor professionals in sociaal werk, dat ziet op de gelijke bereidheid om ieder mens te helpen. Het artikel benoemt uitdrukkelijk dat ook wanneer de complexiteit van de problematiek groot is en de kans op het gewenste resultaat mogelijk gering, professionals bereid moeten zijn een professionele relatie aan te gaan met de betrokkenen. Dat is wat de oma in deze zaak heeft gemist: het werken vanuit gevoel, erkenning en aansluiting.
De Commissie ziet, zeker na het tweede gesprek, dat de jeugdprofessionals zich er bewust van zijn dat zij in deze zaak teveel met ‘het hoofd’ en te weinig met ‘het hart’ zijn gaan werken en dat de oma en de moeilijke positie waarin zij verkeerde daarbij teveel op de achtergrond zijn geraakt. Op hoofdlijnen en procedureel lijkt er zeer zorgvuldig te zijn gehandeld, maar op relatieniveau had de oma meer baat gehad bij minder zakelijkheid. De jeugdprofessionals hebben aangegeven dat zij als leeropbrengst uit deze zaak meenemen dat, zoals dat ook in de Beroepscode is vastgelegd, alle interventies uiteindelijk berusten op een fundament van een goede werkrelatie met individuen, groepen en gemeenschappen. Daarnaast hebben zij aangegeven in de toekomst wellicht eerder te zullen overwegen een zaak over te dragen en geen zaken meer aan te nemen uit de eigen regio, om de complexiteit die er in deze zaak mede voor gezorgd heeft dat er onvoldoende ruimte was om nog vanuit het hart en de verbinding te handelen, te beperken of voorkomen. Omdat de Commissie er op basis van de gesprekken met de jeugdprofessionals vertrouwen in heeft dat zij zich terdege bewust zijn van waar het in deze zaak beter had gekund en waar het in toekomstige zaken dus ook beter kan, adviseert het College het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
7 Conclusie van de Commissie
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
Zaaknummer 22.036PT
Het Voorportaalcollege bekrachtigt het advies van de Commissie van Consultatie om het dossier te sluiten. Beoogde reflectie en bewustwording zijn tot stand gekomen.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 23 mei 2023 in zaaknummer 22.036PT
De klacht is ingediend door {de oma}.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsvoogd bij {gecertificeerde instelling}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 10 januari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege volgt het advies op en sluit het dossier.
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 23 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. R. Orie (voorzitter), S.M.C. van de Kooij en C. Bookelman (beiden lid-beroepsgenoot).
R. Orie
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummers 22.021PT en 22.036PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de oma}, verder te noemen: de oma.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessionals}, beiden werkzaam als gezinsvoogd bij {gecertificeerde instelling}, verder gezamenlijk te noemen: de jeugdprofessionals.
De klacht van de oma is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw B.H. Gussinklo, de heer A.C. van der Plas en mevrouw Y. de Best. De Commissie werd daarbij ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De oma heeft twee afzonderlijke klachten ingediend tegen beide jeugdprofessionals op 17 december 2022.
– De klachten zijn door het Voorportaalcollege behandeld op 10 januari en 17 januari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klachten ter behandeling doorverwezen naar de Commissie. Omdat beide professionals hetzelfde wordt verweten, zij in deze zaak steeds samen hebben gewerkt en alle beslissingen gezamenlijk hebben genomen, is besloten de twee zaken gevoegd te behandelen.
– Het visiegesprek met de oma heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessionals heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
– De Commissie heeft overlegd en is tot haar bevindingen gekomen op 24 februari 2023.
– Het inzichtgesprek met de jeugdprofessionals heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023.
– De Commissie heeft naar aanleiding van het inzichtgesprek met de jeugdprofessional opnieuw overlegd op 6 maart 2023.
3 Achtergrond van de klacht
De zaak betreft een jeugdige (hierna te noemen: de kleinzoon) die ongeveer een jaar bij zijn oma (de moeder van zijn moeder) heeft gewoond, omdat zijn moeder in hechtenis zat. Beide jeugdprofessionals zijn in deze tijd betrokken geweest. De klacht heeft vooral betrekking op de manier waarop beide jeugdprofessionals hebben geprobeerd om het contact en de omgang tussen de kleinzoon en zijn vader te herstellen en op gang te brengen.
4 De klacht
In de klacht maakt de oma de jeugdprofessionals, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- De jeugdprofessionals hebben bij het contactherstel onvoldoende rekening gehouden met het belang van de kleinzoon. De oma heeft het gevoel gehad dat de omgang met de vader te snel werd opgebouwd, terwijl voor haar duidelijk was dat de kleinzoon daar op dat moment nog niet aan toe was. Dit heeft schade veroorzaakt bij de kleinzoon.
- Signalen van de oma dat het opbouwen van de omgang te snel ging voor de kleinzoon, werden door de jeugdprofessionals genegeerd en niet serieus genomen.
- De jeugdprofessionals hebben onzorgvuldig en onverantwoord gehandeld doordat zij na een verhuizing van de vader niet op de hoogte bleken te zijn van waar de kleinzoon verbleef als die bij zijn vader was.
- De jeugdprofessionals hebben onprofessioneel gecommuniceerd.
- De jeugdprofessionals hebben onvoldoende deskundig en professioneel gehandeld doordat zij onjuiste informatie hebben gedeeld, waarmee ze voor onrust hebben gezorgd. Zo zouden zij een dag na de aanhouding van de moeder, richting de oma een zeer verontrustend beeld hebben geschetst over de toestand waarin de moeder op dat moment verkeerde. Toen de oma navraag deed bij de politie, bleek de situatie niet zo zorgelijk als door de jeugdprofessionals geschetst.
De klachten van de oma komen er uiteindelijk op neer dat zij zich niet serieus genomen voelt en het gevoel heeft dat er niet naar haar is geluisterd. Ze heeft vanaf het begin het gevoel dat er niet met haar werd samengewerkt, maar dat zij enkel mededelingen en opdrachten kreeg, waaraan ze moest meewerken, ook als ze het gevoel had dat het op dat moment niet het beste was voor haar kleinzoon. Volgens de oma hebben de jeugdprofessionals onprofessioneel en niet in het belang van het kind gehandeld en hebben ze zich bovendien niet neutraal opgesteld. De oma heeft hierdoor geen vertrouwen in de jeugdprofessionals kunnen hebben en heeft tot op de dag van vandaag nog last van sterke emoties en lichamelijke klachten als gevolg van de gang van zaken.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessionals. Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessionals in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
In het visiegesprek met de jeugdprofessionals geven deze aan dat zij de zaak als zeer lastig en gecompliceerd hebben ervaren. Op het moment dat de moeder in hechtenis kwam, ontstond een crisissituatie met veel onduidelijkheid en later in het proces kreeg één van de jeugdprofessionals te maken met stalking. De jeugdprofessionals lichten toe dat ze, juist vanwege de grote complexiteit van de zaak, alle stappen in het proces extra zorgvuldig hebben doorlopen, dat ze iedere beslissing samen hebben gemaakt en dat ze hun aanpak regelmatig hebben afgestemd met gedragswetenschappers en andere hulpverleners.
De jeugdprofessionals zijn zich ervan bewust dat deze zaak niet alleen van hen, maar zeker ook van de oma heel veel heeft gevraagd. Gedurende het proces bestond er een structureel verschil van mening en visie tussen hen en de oma met betrekking tot het contactherstel tussen de kleinzoon en diens vader. Ze zien in dat de oma, door wat zij enerzijds van haar dochter te horen kreeg en door wat er anderzijds door de jeugdprofessionals van haar gevraagd werd, in een bijna onmogelijke positie is geplaatst en is overvraagd. De jeugdprofessionals geven aan veel respect te hebben voor de wijze waarop de oma zich hierin staande heeft gehouden en heeft meegewerkt. Ze hebben geprobeerd de oma hiervoor ook tijdens het proces al veel erkenning te geven en betreuren het dat dit door de oma niet zo is ontvangen en ervaren.
Op basis van de gesprekken heeft de Commissie de indruk gekregen dat de jeugdprofessionals, gelet op de grote complexiteit en tijdsdruk waarmee zij geconfronteerd werden, zeer zorgvuldig en consciëntieus hebben gehandeld. De jeugdprofessionals zijn alert geweest, hebben de benodigde stappen doorlopen en waar nodig afstemming en overleg gezocht. Wat de Commissie wel ziet, is dat de jeugdprofessionals hebben gehandeld op basis van de feiten en protocollen, waarbij de verbinding en empathie met de oma op de achtergrond zijn geraakt. Er is in deze zaak, zoals ook door één van de jeugdprofessionals werd benoemd, vooral ‘gehandeld met het hoofd, in plaats van met het hart’. De Commissie heeft hierin de kern van de zaak gezien en heeft aanleiding gezien om hier met de jeugdprofessionals over door te praten in een tweede gesprek.
Ook in dit tweede gesprek hebben de jeugdprofessionals er blijk van gegeven zich bewust te zijn van de enorm ingewikkelde en zware positie waarin de oma verkeerde; zij zorgde voor de kleinzoon en vervulde in het hele proces en de gesprekken met de jeugdprofessionals de rol van oma, moeder en pleegmoeder tegelijkertijd, waarbij ze ondanks haar eigen twijfel toch steeds alle opdrachten en adviezen van de jeugdprofessionals heeft opgevolgd. Ook nu spraken de jeugdprofessionals daarvoor meerdere malen hun erkenning en respect uit. De jeugdprofessionals hebben geprobeerd verbinding te maken en behouden, maar door het voortraject, de snelle verharding en de meerdere rollen die de oma te vervullen had, is dit uiteindelijk onvoldoende gelukt. De Commissie twijfelt er niet aan dat er door de jeugdprofessionals heel hard en procedureel zorgvuldig is gewerkt in een zeer complexe casus waarin er tijdsdruk was om beslissingen te nemen, maar heeft richting beide jeugdprofessionals het belang van een goede werkrelatie met betrokken partijen benadrukt. Daarbij is onder meer gewezen op artikel 3 van de Beroepscode voor professionals in sociaal werk, dat ziet op de gelijke bereidheid om ieder mens te helpen. Het artikel benoemt uitdrukkelijk dat ook wanneer de complexiteit van de problematiek groot is en de kans op het gewenste resultaat mogelijk gering, professionals bereid moeten zijn een professionele relatie aan te gaan met de betrokkenen. Dat is wat de oma in deze zaak heeft gemist: het werken vanuit gevoel, erkenning en aansluiting.
De Commissie ziet, zeker na het tweede gesprek, dat de jeugdprofessionals zich er bewust van zijn dat zij in deze zaak teveel met ‘het hoofd’ en te weinig met ‘het hart’ zijn gaan werken en dat de oma en de moeilijke positie waarin zij verkeerde daarbij teveel op de achtergrond zijn geraakt. Op hoofdlijnen en procedureel lijkt er zeer zorgvuldig te zijn gehandeld, maar op relatieniveau had de oma meer baat gehad bij minder zakelijkheid. De jeugdprofessionals hebben aangegeven dat zij als leeropbrengst uit deze zaak meenemen dat, zoals dat ook in de Beroepscode is vastgelegd, alle interventies uiteindelijk berusten op een fundament van een goede werkrelatie met individuen, groepen en gemeenschappen. Daarnaast hebben zij aangegeven in de toekomst wellicht eerder te zullen overwegen een zaak over te dragen en geen zaken meer aan te nemen uit de eigen regio, om de complexiteit die er in deze zaak mede voor gezorgd heeft dat er onvoldoende ruimte was om nog vanuit het hart en de verbinding te handelen, te beperken of voorkomen. Omdat de Commissie er op basis van de gesprekken met de jeugdprofessionals vertrouwen in heeft dat zij zich terdege bewust zijn van waar het in deze zaak beter had gekund en waar het in toekomstige zaken dus ook beter kan, adviseert het College het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
7 Conclusie van de Commissie
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
Zaaknummer 23.036PT
Het Voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. De Commissie ziet geen aanleiding m aandachtspunten te formuleren en verder met de jeugdprofessional in gesprek te gaan.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 22 mei 2023 in zaaknummer 23.036PT
De klacht is ingediend door {de vader}, hierna te noemen: de vader.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als coördinator in het {lokaal team} bij de gemeente {plaats}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 27 februari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege volgt het advies op en sluit het dossier.
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 22 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. R. Orie (voorzitter), S.M.C. van de Kooij en C. Bookelman (beiden lid-beroepsgenoot).
R. Orie
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.036PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de vader}, verder te noemen: de vader.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als coördinator in het {lokaal team} bij gemeente {plaats}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de vader is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw mr. B.J. de Groot, de heer M. Last en mevrouw J. Steenmeijer (klankbordlid). De Commissie werd ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
3 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
4 Procesverloop
– De vader heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 22 januari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 27 februari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar mediation. Omdat de vader niet heeft ingestemd met mediation, is de klacht naar de Commissie doorverwezen.
– Het visiegesprek met de vader heeft plaatsgevonden op 20 april 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 25 april 2023.
– De Commissie heeft overlegd op 25 april 2023 en heeft geen aanleiding gezien om een vervolggesprek met de jeugdprofessional aan te gaan.
5 Achtergrond van de klacht
In oktober 2022 heeft een incident plaatsgevonden waarbij de twee zoons van de vader (op dat moment 17 en 18 jaar) met elkaar in gevecht zijn geraakt. De politie heeft van dit incident melding gemaakt bij Veilig Thuis. Omdat het gezin al bekend was bij gemeente {plaats}, heeft Veilig Thuis de melding doorgezet naar {lokaal team} met het verzoek om naar aanleiding van de melding contact op te nemen met alle betrokken partijen. De klacht ziet op de wijze waarop de melding is afgehandeld door {lokaal team}, waar de jeugdprofessional werkzaam is.
6 De klacht
Het belangrijkste verwijt van de vader is dat er vanuit {lokaal team} geen contact is opgenomen over de melding. Niet met zijn zoons, maar ook niet met hem en zijn vrouw, terwijl dat wel de opdracht vanuit Veilig Thuis was geweest. Hulp is daardoor niet op gang gekomen.
De vader verwijt de jeugdprofessional verder nog dat er niet of te laat op zijn e-mails is gereageerd, dat de jeugdprofessional onjuiste informatie heeft verstrekt en dat zij ten onrechte heeft gezegd dat de vader niet wilde meewerken.
In het visiegesprek heeft de vader toegelicht hoe hij de gang van zaken heeft ervaren. Nadat hijzelf, zijn vrouw en hun twee zoons allemaal een brief van Veilig Thuis hadden ontvangen dat de melding was doorgezet naar {lokaal team}, werd zijn vrouw op enig moment gebeld door een medewerker van de Bureaudienst, met de vraag of zij het mobiele telefoonnummer van hun zoon(s) wilde doorgeven. Het telefoonnummer was nodig, omdat gelet op de leeftijd van de zoons hun toestemming nodig zou zijn om de melding met alle betrokkenen te mogen bespreken. Omdat met de zoon(s) de afspraak was gemaakt dat hun telefoonnummer(s) niet zomaar aan derden zou(den) worden doorgegeven, zijn geen telefoonnummers verstrekt. Na dit telefoongesprek is er vanuit {lokaal team} geen contact meer opgenomen met partijen. De vader heeft nog enkele reminders naar het algemene mailadres van de Bureaudienst gestuurd, waarin hij heeft gevraagd naar de stand van zaken en de urgentie van de zaak heeft benadrukt. In reactie daarop ontving hij, eveneens vanuit het algemene mailadres van de Bureaudienst, een e-mail waarin werd aangegeven dat zijn mails intern waren doorgezet naar de juiste persoon. Daarna hebben de vader en zijn vrouw niets meer over de melding gehoord.
De vader heeft op enig moment een klacht bij de gemeente ingediend over de gang van zaken. In het kader van de behandeling van de klacht heeft op 10 januari 2023 een gesprek plaatsgevonden met de jeugdprofessional en haar leidinggevende. De jeugdprofessional zou tijdens dat gesprek hebben aangegeven dat zij verantwoordelijk was geweest voor de afhandeling van de melding. De vader heeft hierin aanleiding gezien om de klacht bij de gemeente in te trekken en in plaats daarvan een klacht in te dienen tegen de jeugdprofessional, die op dat moment nog geregistreerd stond bij SKJ. De vader heeft het gevoel dat de melding door {lokaal team} opzij is geschoven en hoopt met zijn klacht te bereiken dat toekomstige meldingen, van hemzelf of van anderen, adequater zullen worden opgepakt.
7 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
8 Bevindingen van de Commissie
In het visiegesprek heeft de jeugdprofessional gereageerd op de klachten van de vader en heeft zij haar rol en positie hierin toegelicht. De jeugdprofessional geeft aan dat zij coördinator is van {lokaal team} en dat zij samen met een gedragswetenschapper deel uitmaakt van het {team}, dat binnengekomen meldingen beoordeelt en toewijst aan de geschikte medewerkers. Voordat meldingen bij het {team} binnenkomen, is in principe al door de Bureaudienst gecheckt of het dossier compleet is. In dit geval ontbrak op het moment dat de melding bij het {team} terechtkwam nog het telefoonnummer van in ieder geval één van de zoons van de vader. Het {team} heeft de zaak teruggelegd bij de Bureaudienst met het verzoek om de ontbrekende telefoonnummers alsnog op te vragen. Toen de jeugdprofessional de zaak later opnieuw onder ogen kreeg, met de mededeling vanuit de Bureaudienst dat de telefoonnummers niet van de ouders waren verkregen, heeft zij besloten de melding terug te leggen bij Veilig Thuis.
De Commissie constateert dat niet alle klachten van de vader betrekking hebben op het handelen van de jeugdprofessional. Zo is de – volgens de vader onjuiste – mededeling dat er toestemming van de zoons nodig was om het gesprek met alle betrokkenen te kunnen aangaan, gedaan door een medewerker van de Bureaudienst. Ook het bijhouden en tijdig beantwoorden van de mails die in de algemene mail-inbox van de Bureaudienst binnenkwamen, is niet de taak van de jeugdprofessional geweest.
De jeugdprofessional is wel degene geweest die uiteindelijk heeft besloten om de melding, zonder dat al tot een inhoudelijke behandeling was gekomen, terug te leggen bij Veilig Thuis, omdat het dossier niet compleet bleek te zijn. Wat de vader vooral steekt, is dat er door de jeugdprofessional is gezegd dat hij en zijn vrouw niet zouden hebben willen meewerken, omdat zij de telefoonnummers van hun zoon(s) niet hebben willen geven. De vader geeft aan dat er genoeg andere contactgegevens bekend waren en dat het ontbreken van de telefoonnummers geen reden zou mogen zijn om de melding terug te leggen bij Veilig Thuis. Hij vindt verder dat de gemeente in ieder geval met hem en zijn vrouw in gesprek had kunnen gaan, ook als de zoons nog niet hadden kunnen worden benaderd voor toestemming. Hoewel de Commissie zich kan voorstellen dat de vader graag had gezien dat er vanuit de gemeente andere manieren waren gezocht om contact op te nemen, is dit niet iets waarin de Commissie specifiek voor de jeugdprofessional een leeropbrengst ziet. Er is vanuit de Bureaudienst contact opgenomen om het dossier compleet te maken en toen dit niet bleek te zijn gelukt, is de klacht door de jeugdprofessional teruggelegd bij Veilig Thuis. De jeugdprofessional heeft onvoldoende aanleiding gezien om op dit punt af te wijken van de vaste werkwijze binnen de organisatie en is daarmee in de ogen van de Commissie binnen de handelingsruimte gebleven die zij als professional heeft. De jeugdprofessional heeft de vader op 10 januari 2023 laten weten dat de melding was teruggelegd bij Veilig Thuis. Wat Veilig Thuis daar dan over stelt, doet niet af aan het antwoord op de vraag of de mededeling van de jeugdprofessional juist is geweest.
Het geheel overziend komt de Commissie tot de conclusie dat er in deze zaak miscommunicatie is geweest over waar de regie en verantwoordelijkheid hebben gelegen. Gedurende het proces is het voor de vader onduidelijk geweest waar en in welk stadium de melding zich bevond. De mededeling waarmee de jeugdprofessional op 10 januari 2023 heeft willen aangeven dat zij verantwoordelijk is geweest voor het proces, is door de vader ten onrechte geïnterpreteerd als dat zij verantwoordelijk was voor de inhoudelijke behandeling van de melding. Dit heeft ertoe geleid dat hij zich onjuist behandeld heeft gevoeld en een klacht heeft ingediend. De Commissie kan echter niet anders dan constateren dat de jeugdprofessional niet de uitvoerend professional is geweest. Het handelen waar de onvrede van de vader betrekking op heeft, kan niet voor haar rekening komen. De beslissing die de jeugdprofessional wel heeft gemaakt – het terugleggen van de melding bij Veilig Thuis op het moment dat zij te horen kreeg dat het dossier niet compleet kon worden gemaakt – mocht op deze manier gemaakt worden. De Commissie ziet geen aanleiding om aandachtspunten te formuleren en verder met de jeugdprofessional in gesprek te gaan.
9 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 22.005PT
Het voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. De Commissie beveelt de jeugdprofessional aan om de besproken aandachtspunten mee te nemen in intervisie.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 9 mei 2023 in zaaknummer 22.005PT
De klacht is ingediend door {de moeder}, hierna te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsmanager bij {de GI}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 28 november 2022 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 9 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. S.C. van Duijn (voorzitter), S. Nikocevic en W.M.P. van Engelen (beiden lid-beroepsgenoot).
S.C. van Duijn
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 22.005PT aan het Voorportaalcollege
Klaagster is {de moeder}, verder te noemen: de moeder.
Beklaagde is {de jeugdprofessional}, werkzaam als gezinsmanager bij {de GI}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de moeder is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw J. Winters, mevrouw J. Steenmeijer en de heer M. Last. De Commissie werd daarbij ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De moeder heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 16 november 2022
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 28 november 2022.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar de Commissie.
– Het visiegesprek met de moeder heeft plaatsgevonden op 31 januari 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 9 maart 2023.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 16 maart 2023.
– De bevindingen zijn teruggekoppeld aan de jeugdprofessional op 23 maart 2023.
– Aan moeder is op 27 maart teruggekoppeld dat er aandachtspunten zijn.
– Het inzichtgesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 11 april 2023.
– De Commissie heeft naar aanleiding van het inzichtgesprek met de jeugdprofessional opnieuw beraadslaagd op 11 april 2023.
3 Achtergrond van de klacht
Klaagster is moeder van twee dochters (2016 en 2018) en sinds 2019 gescheiden van de vader van de kinderen. Rond de scheiding is veel onrust ontstaan. Op advies van de Raad voor de Kinderbescherming is niet gekozen voor co-ouderschap. De moeder had op een bepaald moment vervangende toestemming nodig rond de aanmelding school van de oudste dochter. Omdat er veel onrust was en er zorgen ontstonden over het effect hiervan op de kinderen, heeft de moeder aan de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd een onderzoek uit te voeren. De kinderen zijn tijdens dat onderzoek niet gezien of gesproken. Er is een ondertoezichtstelling geadviseerd en uitgesproken. De moeder is daarin meegegaan op advies van de advocaat. De doelen van de ondertoezichtstelling lagen vooral op het vlak van het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen ouders over de omgangsregeling en andere zaken over de kinderen. De moeder heeft een nieuwe partner, die bij het visiegesprek aanwezig was. Veel van de ervaringen die hieronder zijn beschreven delen zij, ook als er alleen ‘de moeder’ staat.
4 De klacht
De moeder geeft aan dat zij vooral last heeft van twee dingen:
- De manier waarop de jeugdprofessional met haar heeft gecommuniceerd.
- De manier waarop inhoudelijk is gehandeld. In het gezinsplan zijn zaken terecht gekomen waar zij tot op de dag van vandaag nog last heeft.
De jeugdprofessional was de tweede gezinsmanager, de eerste is maar een paar dagen betrokken geweest. De jeugdprofessional heeft een gesprek ingepland met de vader en de moeder. De moeder heeft toen aangegeven – gezien de voorgeschiedenis – niet samen met de vader in gesprek te willen en kunnen, omdat dit te veel stress zou opleveren. Zij wilde eerst met de jeugdprofessional zelf in gesprek. De jeugdprofessional reageerde daarop met ‘dat ze dan wel een uitzondering zou maken’. Dat zette voor de moeder de toon, ze had een andere verwachting, meer begrip voor haar gevoelens. De eerste ‘scheve paal’ was geslagen. Het geplande gesprek is evengoed doorgegaan, maar alleen met de vader. Daar zijn afspraken gemaakt die niet met de moeder zijn besproken en afgestemd. Een gesprek bleek daar niet over mogelijk. De moeder geeft aan dat de jeugdprofessional in haar beleving een beeld/oordeel heeft over mensen waarbij kinderen een ondertoezichtstelling hebben. ‘Ik voelde me een misdadiger.’ Moeder verwachtte dat een gezinsmanager naast haar zou staan in zo’n lastige situatie. In plaats daarvan voelde zij zich ‘op het matje’ geroepen. De jeugdprofessional is ongeveer drie maanden betrokken geweest. In die periode heeft ze de kinderen niet gezien, en het enige ‘face to face’ contact met de moeder was tijdens het (digitale) overleg met de leidinggevende.
De gezinsrapportage doet volgens de moeder geen recht aan de situatie. Er was geknipt en geplakt, en de rapportage bevatte fouten, onder andere dat de moeder ten onrechte aangifte van mishandeling had gedaan. Er was inderdaad aangifte gedaan, maar de zaak is geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs. Dat is iets anders.
In het visiegesprek licht de moeder toe dat zij op een gegeven moment een mail aan de jeugdprofessional heeft geschreven over wat de situatie met haar deed, met vragen en vooral de vraag hoe ze verder zouden kunnen. Er is toen een gesprek geweest met de leidinggevende waarin deze laatste vooral aangaf achter de jeugdprofessional te staan. De moeder heeft toen aangegeven een andere jeugdprofessional te willen, maar na een paar dagen heeft zij laten weten toch verder te willen met de jeugdprofessional. Zij was immers nu wel op de hoogte en mogelijk zou het nog kunnen werken en anders moesten ze weer met een nieuwe jeugdprofessional werken. Daarop kwam de reactie dat een andere gezinsmanager ingezet zou worden.
De moeder verwijt de jeugdprofessional verder een gebrek aan daadkracht en regie, bijvoorbeeld toen de moeder gebruik moest maken van de noodopvang in verband met corona. De jeugdprofessional reageerde laat en niet adequaat, waardoor een vervelende mailwisseling ontstond en zij niet naar haar werk kon.
Verder verwijt ze de jeugdprofessional om in de bovenpositie te zitten, haar oordeel al klaar te hebben, weinig respect en erkenning te tonen voor het perspectief van de moeder en belerend op te treden, bijvoorbeeld door een internet link te sturen over de ondertoezichtstelling als antwoord op vragen over de handelingswijze van professional. Als moeder een mail stuurde met vragen kwam er of geen reactie, of een defensieve reactie waarmee de jeugdprofessional uitdrukte dat ze goed had gehandeld: ‘zo werken we nu eenmaal’. Al met al had de jeugdprofessional geen oog voor de kwetsbare situatie van de moeder, ook door alles wat er al had gespeeld. Veel impact hebben ook de woorden gehad die de jeugdprofessional heeft gekozen in de rapportage en andere uitingen.
Na de wisseling van professionals heeft de moeder niets meer van de jeugdprofessional gehoord. Ze heeft dat ervaren als ‘rommel maken en dan verdwijnen’. Voor de moeder extra pijnlijk, omdat veel van wat er in die drie maanden was afgesproken en op papier was gekomen, nog lang heeft doorgewerkt en op sommige vlakken nog steeds doorwerkt.
Wat zou de jeugdprofessional moeten leren?
Volgens de moeder zou de jeugdprofessional zich bewust moeten zijn van welke impact haar handelen heeft. Hoeveel macht je als professional hebt, en wat het betekent voor mensen om door die machtspositie de autonomie te verliezen. De jeugdprofessional zou verschil moeten maken tussen objectieve en subjectieve zaken, transparant moeten werken en geen aannames moeten doen. Daarbij hoort een sterker bewust zijn van communicatie: op welke manier voer je het gesprek en welke woorden gebruik je daarbij? Doet dit recht aan hoe de ander de situatie ervaart, gezien de context waar al een hele geschiedenis aan vooraf is gegaan?
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
In het visiegesprek heeft de jeugdprofessional gereageerd op de klachten van de moeder. Het gesprek dat met beide ouders gepland stond heeft inderdaad plaatsgevonden met alleen de vader, nadat de moeder zich daarvoor had afgemeld. Omdat het vlak voor de Kerstvakantie was, was het niet mogelijk een nieuw gesprek met haar te plannen. Tijdens dit gesprek zijn volgens de jeugdprofessional niet eenzijdig nieuwe afspraken met de vader gemaakt, maar slechts afspraken herhaald die al eerder door een collega waren gemaakt.
De jeugdprofessional geeft aan dat ze zich heeft ingespannen om de moeder te spreken. Uitgezonderd een aantal online afspraken is het nooit tot een fysieke afspraak gekomen. Dat zij een link heeft gestuurd over de ondertoezichtstelling, is naar haar zeggen om op die manier – nu het gesprek niet door kon gaan – te informeren over de werkwijze bij een ondertoezichtstelling.
De jeugdprofessional kan zich verder niet vinden in de klacht dat ze niet snel genoeg heeft gereageerd op de mails over de noodopvang. Volgens de jeugdprofessional heeft zij na terugkomst van vakantie (5 januari) eerst op eerder verzonden mails gereageerd. Met betrekking tot de noodopvang wilde zij in lijn met de beschikking van de rechtbank handelen, maar die had zij nog niet in bezit. Ze heeft om die beschikking gevraagd en naar eigen zeggen heeft zij de volgende dag (6 januari) haar reactie verzonden.
Wat betreft de gezinsrapportage, daar heeft de jeugdprofessional delen in geplakt die uit de raadsrapportage kwamen. Zo is ook de passage erin gekomen dat de moeder een valse aangifte zou hebben gedaan. De jeugdprofessional heeft die passages geplakt uit de raadsrapportage bij wijze van concept, om te kunnen bespreken en aan te passen. Die werkwijze hanteert zij niet meer, omdat ze zich realiseert dat het daardoor lijkt alsof dat vaststaat en er geen gesprek meer over mogelijk is.
Voor de jeugdprofessional kwam de klacht onverwacht, zeker omdat er veel tijd tussen de betrokkenheid van de jeugdprofessional en de klacht heeft gezeten. Aanvankelijk had de moeder na het gesprek met de leidinggevende om een nieuwe gezinsvoogd verzocht, maar na een paar dagen liet ze weten toch met de jeugdprofessional door te willen gaan. Echter was inmiddels binnen de instelling al besloten om toch met jeugdprofessional verder te willen.
Het valt op dat er verschillen zitten tussen het relaas van de moeder en de jeugdprofessional over hoe dingen zijn gegaan. Er zit wel veel overeenkomst in de perceptie dat het contact moeizaam liep, maar vervolgens komen de verhalen over hoe daarmee is omgegaan, niet overeen. De moeder zegt dat ze herhaaldelijk om een gesprek heeft verzocht. De jeugdprofessional zegt dat ze daarvoor openstond, maar dat het niet eenvoudig was om het te plannen.
De jeugdprofessional kan op zich het handelen goed onderbouwen. Er spreekt een ambitie tot een correcte aanpak uit, maar dat was op dat moment mogelijk niet wat de moeder nodig had. Die zocht eerder naar verbinding, ondersteuning, gehoord en gezien worden. De jeugdprofessional heeft dat niet kunnen realiseren. Het is dan de vraag in hoeverre haar dat is aan te rekenen en welk inzicht daarin verscholen zit. Het is de Commissie duidelijk geworden dat de jeugdprofessional toen het moeizaam liep, het spoor ‘correct handelen’ heeft gekozen en daarmee het communicatieve handelen minder aandacht heeft gegeven. Dat zou een aandachtspunt voor reflectie kunnen zijn. Ook in de context van een ondertoezichtstelling is het communicatieve handelen te verkiezen boven het strategische handelen. De Commissie is er overigens niet blind voor dat in complexe zaken het appel meer wordt gedaan op het strategisch handelen, en dat ook de omgeving daar vaak op gericht is. Blijft echter wel dat een jeugdprofessional een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft om ook los van de context het eigen communicatieve pad te kiezen, ook al is de uitkomst daarvan ongewis en ook minder ‘formeel’ te onderbouwen.
De Commissie is naar aanleiding van de visiegesprekken van mening dat de jeugdprofessional voldoende zorgvuldig te werk is gegaan wat betreft de procedure, maar formuleert enkele aandachtpunten die met name op het vlak van de communicatie liggen:
- Bewust zijn van het belang van persoonlijk contact (face-to-face)
- De daadwerkelijke inspanning om aan te sluiten vanuit empathie en erkenning
- Het reflecteren op het eigen handelen, met speciale aandacht voor het bewust zijn van en benutten van de professionele autonomie
7 Inzichtgesprek
Op 11 april 2023 heeft de Commissie de bevindingen met de jeugdprofessional in een zogenaamd inzichtgesprek besproken. Het volgende is hierbij naar voren gekomen:
De jeugdprofessional blijft benadrukken dat zij zich heeft ingespannen om aan te sluiten bij moeder en met haar het gesprek aan te gaan. De Commissie is daar niet bij geweest en krijgt er ook in dit tweede gesprek weinig zicht op. Al met al blijft de reflectie wat aan de oppervlakte. De Commissie heeft niet de indruk dat het een kwestie van onwil is, maar ziet dat er nog wel ‘werk aan de winkel’ is voor de jeugdprofessional om goed te kunnen begrijpen waar de commissie op doelt. In feite loopt de Commissie tegen een vergelijkbare grens bij de jeugdprofessional aan als de moeder en haar partner. De Commissie is dan ook van mening dat het goed zou zijn als de jeugdprofessional de genoemde aandachtspunten nadrukkelijk meeneemt in intervisie, en hoopt dat de behandeling van deze klacht bijdraagt aan een besef van urgentie om op het punt aan aansluitende communicatie haar vaardigheden te vergroten. Meer specifiek gaat het dan om de stijl van communicatie. Kijkend naar de theorie over vier niveaus van communicatie, dan ligt de uitdaging voor de jeugdprofessional in de niveaus van interactie en gevoel.
Met deze aanbeveling en de hoop dat de jeugdprofessional zich dit ter harte neemt, adviseert de Commissie om de jeugdprofessional de benodigde tijd voor verdere ontwikkeling te gunnen, en deze klacht als afgehandeld te beschouwen.
8 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 23.048PT
Het Voorportaalcollege draagt de Commissie van Consultatie op om over een halfjaar nader advies uit te brengen over het afdoen van de zaak. De Commissie acht het wenselijk dat ter voorkoming van herhaling de jeugdprofessional vóór 1 december 2023 een informele begeleide intervisie door een gecertificeerde supervisor volgt.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 5 mei 2023 in zaaknummer 23.048PT
De klacht is ingediend op 15 januari 2023 door {de vader}, hierna te noemen: de vader.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessiona}, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugd- en gezinsbeschermer bij {de GI} in {plaats}, hierna te noemen: de organisatie.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 23 februari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier aan te houden voor de duur van een half jaar met daarbij de opdracht aan de jeugdprofessional om een terugkoppeling te geven van een supervisietraject.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege heeft het advies van de Commissie van Consultatie gelezen en beslist dat conform het advies de zaak moet worden aangehouden en onderschrijft het advies van de Commissie dat in dit geval het volgen van een supervisietraject door de jeugdprofessional geïndiceerd is. De Commissie van Consultatie is echter het orgaan dat advies uit kan brengen over de vraag of het gewenste leereffect bereikt is. Daarom draagt het Voorportaalcollege de Commissie op om nader advies uit te brengen over het afdoen van de zaak over zes maanden. Dan kan bezien worden of de jeugdprofessional, conform het advies van de Commissie, het supervisietraject heeft afgelegd en of er voldoende door de jeugdprofessional van deze casus is geleerd. Het getekende eindverslag van het supervisietraject moet bij dat advies worden betrokken. Na ontvangst van het nader advies van de Commissie zal het Voorportaalcollege een beslissing nemen over het al dan niet sluiten van het dossier.
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 5 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van mr. D.J.B. De Wolff (voorzitter), S.M.G. Bruinhard en D.J.E. de Graaf (beiden lid-beroepsgenoot).
Mr. D.J.B. De Wolff,
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie van 5 mei 2023 in zaaknummer 23.048PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de vader}, hierna te noemen: de vader.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, hierna te noemen: de jeugdprofessional, werkzaam als jeugd- en gezinsbeschermer bij {de GI} in {plaats}, hierna te noemen: de organisatie.
De klacht van de vader is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit de heer C. van der Plas, mevrouw mr. B.J. de Groot en mevrouw J. Steenmeijer (klankbordlid).
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier aan te houden voor de duur van een half jaar met daarbij de opdracht aan de jeugdprofessional om een terugkoppeling te geven van een te volgen supervisietraject. Dit om te bezien of de jeugdprofessional voldoende leerrendement heeft getoond. Het dossier zit wat de Commissie betreft op de grens van het tuchtrecht.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De vader heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 15 januari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 20 februari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen
naar de Commissie van Consultatie.
– Het visiegesprek met de vader heeft plaatsgevonden op 22 maart 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 29 maart 2023.
-Het inzichtgesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 3 april 2023
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 3 april 2023.
3 Achtergrond van de klacht
De vader en de moeder van het kind zijn gescheiden. In 2019 heeft de kinderrechter voor de eerste keer een ondertoezichtstelling uitgesproken. De reden was onder andere de conflictueuze relatie tussen de ouders, waardoor het kind in de knel raakte. Na het uitvallen van de eerste jeugdbeschermer is de jeugdprofessional in het gezin gekomen. Zij voerde haar taak uit samen met een collega, hierna: de collega.
{De hulpinstantie} is ingeschakeld om de ouders te begeleiden.
Op 8 februari 2021 wordt een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend. Dit is op 25 maart 2021 door de rechtbank behandeld. De jeugdprofessional heeft aldaar een pleitnota voorgelezen.
4 De klacht
In de klacht maakt de vader de jeugdprofessional, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- Onjuist informeren rechtbank
Vader stelt dat de jeugdprofessional zowel in het verzoekschrift als in de pleitnota onjuiste bevindingen van {de hulpinstantie} heeft gepresenteerd. Hierdoor is hij ten onrechte in een verkeerd daglicht geplaatst. Vader neemt het de jeugdprofessional kwalijk dat zij dit gedaan heeft wetende dat wat zij zei niet klopte.
- Misbruik machtspositie
Vader neemt het de jeugdprofessional kwalijk dat zij zijn positie als ouder met gezag heeft geschonden. Kort samengevat neemt vader het de jeugdprofessional kwalijk dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, hij onvoldoende is betrokken en zijn ouderschap ten onrechte ter discussie is gesteld. Hoewel de jeugdprofessional – ter vervanging van haar voorganger- een bescheiden rol zou hebben moeten innemen (de ondertoezichtstelling had een ‘monitor-functie’) heeft zij kortdurend een prominente, maar weinig transparante rol ingenomen. Hij doelt dan op het voeren van heimelijke gesprekken met zijn kind, gebrekkige communicatie en geen moeite doen om het (ondersteunende) netwerk in beeld te brengen.
- Onnodig belasten minderjarig kind
Vader neemt het de jeugdprofessional kwalijk dat zijn kind onder valse voorwendselen naar de jeugdprofessional is gebracht om daar een gesprek met haar te hebben. Hij vindt dat onnodig belastend voor zijn kind. Dit handelen doet routinematig en nonchalant aan.
Dit verloop heeft veel impact op vader gehad. Nog steeds ervaart hij wantrouwen wanneer het functioneren van zijn kind wordt besproken, bijvoorbeeld op school. Ook heeft het handelen van de jeugdprofessional ertoe geleid dat er meer spanning is komen te staan op de verstandhouding met moeder.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De Commissie is naar aanleiding van de visiegesprekken en het inzichtgesprek gekomen tot de volgende bevindingen.
Het verloop van de ondertoezichtstelling verdient geen schoonheidsprijs. In een periode van drie jaar is er sprake geweest van een wachttijd en een wisseling van meerdere jeugdprofessionals. De jeugdprofessional was de tweede jeugdbeschermer in het gezin. Eén en ander leidde tot meerdere overdrachtsmomenten en lacunes in verantwoordelijkheden (art. N Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, tegenwoordig artikel 21 Beroepscode voor professionals in sociaal werk).
Zij kampte daarnaast met persoonlijke omstandigheden die van invloed waren op de uitvoering van de maatregel. Dit had – voor zover duidelijk is geworden in dit inzichtgesprek – onderwerp van gesprek moeten zijn met de werkgever (art. P Beroepscode voor de Jeugd- en Gezinsprofessional, tegenwoordig art. 22 Beroepscode voor professionals in sociaal werk).
Het is de Commissie duidelijk geworden dat zowel in het verzoekschrift als in de pleitnota van de jeugdprofessional onjuiste informatie stond. Reeds een maand voor het opstellen van het verzoekschrift zijn er verschillende e-mails gestuurd tussen {de hulpinstantie} en de organisatie en tussen de jeugdprofessional en haar collega. Het staat dan ook vast dat de rechtbank incorrect geïnformeerd is. {De hulpinstantie} heeft expliciet aangegeven wat wel correct was. Daags voor de zitting hebben de jeugdprofessional en haar collega hier nog onderling over gecorrespondeerd, maar de onjuiste informatie is niet gecorrigeerd richting rechtbank en ouders. Daags na het gesprek met de jeugdprofessional stuurde zij nog een e-mail. Hieruit blijkt dat zij een week voor de zitting ervan op de hoogte was dat hetgeen verwoord was over {de hulpinstantie} niet correct was. Het is dan ook bijzonder dat de jeugdprofessional de pleitaantekeningen niet heeft aangepast.
De jeugdprofessional heeft aangegeven dat de pleitnota geschreven was door haar collega, maar dat zij deze nog heeft nagekeken. Ook heeft zij bevestigd dat zij de pleitnota heeft voorgedragen aan de rechtbank zonder de bevindingen van {de hulpinstantie} te corrigeren. Vader neemt dat de jeugdprofessional terecht kwalijk. Een rechtbank moet erop kunnen vertrouwen dat wat een jeugdprofessional zegt en stelt correct is.
De jeugdprofessional heeft erkend dat zij de rechtbank foutief heeft geïnformeerd. De Commissie acht het laakbaar dat zij zich in eerste instantie achter haar collega, die contactpersoon zou zijn geweest, verschuilde. De Commissie meent dat dit niet wegneemt dat zij – doordat zij wetenschap had van wat werkelijk speelde – dit laatstelijk op de zitting had kunnen en moeten corrigeren. Dit is niet geschied. Het excuus naar de vader voor het onjuist informeren van de rechtbank heeft eerst op 24 maart 2023 plaatsgevonden. De jeugdprofessional heeft erkend dat dit rijkelijk laat was.
Over het voeren van een gesprek met het kind zonder beide ouders met gezag te informeren heeft de jeugdprofessional aangegeven dat zij opgeleid is om met kinderen te praten. Zij wilde niet naar de zitting zonder het kind gezien en gesproken te hebben.
Dit is begrijpelijk, maar onjuist. Een andere manier dan de gekozen manier wist zij niet, daar de vader het er niet mee eens was dat zij met het kind sprak. Mede daarom had zij ervoor gekozen het kind op neutraal terrein te spreken. Ook dit is begrijpelijk.
Zij heeft deze werkwijze achteraf met haar collega’s besproken en ziet in dat zij in het vervolg een andere aanpak moet kiezen door beide ouders gelijkelijk te informeren (zie ook: artikel D/G Beroepscode voor Jeugd- en Gezinsprofessionals)
Het is de Commissie niet geheel duidelijk geworden of de jeugdprofessional heeft ingezien welke impact haar rol en houding op de vader hebben gehad en dat dit nog steeds zijn doorwerking in de samenwerking met instanties heeft. Gedoeld wordt op de bij de vader nog altijd bestaande angst dat een jeugdhulpinstelling ongeacht het handelen naar waarheid altijd wordt geloofd.
7 Conclusie van de Commissie van Consultatie
De dag na het inzichtgesprek ontving de Commissie een e-mail van de jeugdprofessional waarin zij enig leerrendement toonde. Gelet op enerzijds het tijdsverloop tussen het moment waarop onjuist is gehandeld en anderzijds het begin van inzicht in het eigen handelen is het de Commissie helder geworden dat een herhaling van het handelen voorkomen kan worden. De Commissie acht het wenselijk dat ter voorkoming van herhaling de jeugdprofessional vóór 1 december 2023 een informele begeleide intervisie door een gecertificeerde supervisor volgt. Na ontvangst van het door de supervisor getekende eindverslag kan het Voorportaalcollege beslissen of de klacht voldoende is behandeld.
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om de jeugdprofessional op te dragen over een half jaar middels een verslag van de supervisor te laten zien wat de leeropbrengst is geweest van de klacht.
Zaaknummer 23.006PT
Het Voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. De jeugdprofessional heeft er blijk van gegeven bereid te zijn om over zijn handelingen verantwoording af te leggen en daarop te reflecteren.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 3 mei 2023 in zaaknummer 23.006PT
De klacht is ingediend door {de moeder}, hierna te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als jeugdzorgwerker bij {de GI}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 31 januari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van D.J.B. de Wolff (voorzitter), J.C.W. de Laat en R. van Schaik (beiden lid-beroepsgenoot).
D.J.B. de Wolff
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.006PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de moeder}, verder te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als jeugdzorgwerker bij {de GI}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de moeder is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw M. Wolschrijn, de heer E. Ouwerkerk, de heer W. Scholtus en mevrouw J. Steenmeijer. De Commissie werd daarbij ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De moeder heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 6 januari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 31 januari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar de Commissie.
– Het visiegesprek met de moeder heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 27 maart 2023.
– De bevindingen zijn teruggekoppeld aan de jeugdprofessional op 5 april 2023.
3 Achtergrond van de klacht
Klaagster is de moeder van een zoon (geboren in 2009), die in maart 2020 met een spoedmachtiging uit huis is geplaatst en in een pleeggezin is geplaatst. De jeugdprofessional in de onderhavige zaak heeft samen met een collega de uithuisplaatsing uitgevoerd.
4 De klacht
In de klacht maakt de moeder de jeugdprofessional, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- De jeugdprofessional heeft de ouders onjuist en/of onvolledig geïnformeerd over de gang van zaken rondom de spoeduithuisplaatsing. Volgens de moeder heeft de jeugdprofessional op 6 maart 2020 de spoeduithuisplaatsing uit willen voeren terwijl deze aanvraag nog niet was bekrachtigd door de rechtbank. Volgens de moeder is dit opgemerkt door iemand op school nadat de ouders al waren geïnformeerd over de uithuisplaatsing.
- De jeugdprofessional heeft onjuist gehandeld tijdens het ophalen van de zoon van school. Volgens de moeder is haar zoon flink van streek geraakt tijdens het ophalen van school. Volgens haar heeft de jeugdprofessional tegen haar zoon gezegd dat hij mee moest werken omdat hij anders geen afscheid mocht nemen van zijn ouders. Ook zou de jeugdprofessional, eenmaal in de auto haar zoon in bedwang hebben gehouden waardoor het afscheid als vernederend en traumatisch is ervaren door de zoon en de moeder zelf. De moeder vraagt zich af of er tijdens dit handelen wel voldoende rekening is gehouden met de ASS-problematiek van haar zoon.
- De jeugdprofessional heeft ouders onvoldoende ingelicht over zijn handelen. Volgens de moeder heeft de jeugdprofessional haar onvoldoende op de hoogte gebracht over de stappen die hij heeft overwogen en ondernomen.
- De jeugdprofessional heeft de moeder nooit meer te woord gestaan of op een andere manier uitleg gegeven over zijn handelen. De moeder heeft een aantal concrete vragen die zij aan de jeugdprofessional zou willen stellen. Volgens de moeder heeft zij meerdere keren verzocht om contact en inzage van het dossier. Volgens de moeder was twee keer twee uur in het dossier kijken op het kantoor van de organisatie waarvoor de jeugdprofessional werkzaam is, voor haar onvoldoende om alle informatie te lezen waardoor zij uiteindelijk het papieren dossier heeft opgevraagd. De moeder las verschillende zaken in het dossier waar zij niet van op de hoogte was. Volgens de moeder is er wel een ophelderingsgesprek geweest met een vervanger van de gezinsvoogd en een leidinggevende, maar omdat deze destijds niet betrokken waren konden deze niet op alle vragen antwoord geven.
- De jeugdprofessional heeft de zoon afgeschilderd als ‘gestoorde griezel’. In een contactnotitie van 27 maart stond een verslag van een telefoongesprek van de professional met de pleegmoeder in {plaats}. Er stond in dat de zoon “met tassen en spullen in de rondte” zwaaide en daarmee “andere kinderen bang” maakte. De 14-jarige, verstandelijk beperkte pleegzoon was bang voor de zoon, maar de oorzaak daarvan was het incident in het pleeggezin van 2 dagen eerder. Volgens de moeder klopt de bewering van de pleegmoeder niet. De pleegouders zeiden op 28 maart tegen de moeder aan de telefoon dat de zoon de hele dag op ‘zijn’ zolderkamer verbleef en alleen “voor zijn natje en zijn droogje” beneden kwam. De zoon heeft bevestigd dat hij in de laatste week van zijn gedwongen verblijf bij dat pleeggezin in {plaats}, de hele dag op ‘zijn’ kamer verbleef, dat hij de gezichten van de pleegouders niet wilde zien.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk )gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De bevindingen van de Commissie gaan over het handelen van de jeugdprofessional. Welke beweegredenen liggen daaraan ten grondslag en tot welke inzichten kunnen we komen over ‘goed hulpverlenerschap’? Zijn er verbeterpunten te vinden in de werkwijze, die kunnen leiden tot een betere zorg in de toekomst?
De jeugdprofessional heeft geen toegang meer tot dossier, maar weet zich de situatie goed te herinneren. Bij de werkgever bestaat een rooster voor spoeduithuisplaatsingen. Als er een machtiging ligt, moet die binnen 24 uur worden uitgevoerd. De dag van de beschikking stonden hij en een collega op het rooster. Samen met de collega is hij naar het huis van de ouders gegaan. Daarbij is het verzoek machtiging spoeduithuisplaatsing meegenomen. Die was inmiddels telefonisch bekrachtigd door de rechter, maar er was nog geen beschikking op papier voorhanden. Omdat de jeugdprofessional er belang aan hechtte om de uithuisplaatsing te onderbouwen aan de ouders, heeft hij daarom het verzoek meegenomen. Bij de ouders thuis is besproken hoe de uithuisplaatsing zou plaatsvinden. Er zijn afspraken gemaakt over wie wat zou doen en hoe de ouders afscheid konden nemen. De jeugdprofessional geeft aan dat de situatie zich anders ontvouwde dan aanvankelijk was gedacht. De zoon nam de situatie anders op, en daardoor was een gang van zaken zoals afgesproken in de ogen van de jeugdprofessional niet meer mogelijk. De jeugdprofessional heeft nooit de intentie gehad om te dreigen met politie of het afscheid te bemoeilijken, maar had intussen de nodige signalen opgevangen dat de situatie zou kunnen escaleren. Daarom heeft hij ervoor gekozen om voor het afscheid en de spullen niet meer het huis binnen te gaan, zoals eerder was afgesproken. Ook heeft hij fysiek verhinderd dat de jongen de auto zou verlaten, vanwege het risico op escalatie en de dreigende noodzaak om dan eventueel terug te moeten vallen op politieassistentie. De jeugdprofessional realiseert zich dat dit heel ingrijpend geweest is voor alle betrokkenen.
De jeugdprofessional heeft bij de spoeduithuisplaatsing alleen te horen gekregen dat het adres van het pleeggezin geheim moest blijven. Hij heeft dat besluit niet zelf genomen, maar is daartoe geïnstrueerd. Daarop terugkijkend is hij van mening dat hij dat duidelijker had kunnen uitleggen.
Na de uithuisplaatsing die de jeugdprofessional op verzoek van de gezinsvoogd heeft uitgevoerd, is de gezinsvoogd uitgevallen. De jeugdprofessional heeft toen enkele weken de rol van gezinsvoogd overgenomen, voordat hij zelf uitviel en niet meer is teruggekeerd bij de werkgever.
In die hoedanigheid heeft hij gezocht naar een goede vervolgplek voor de zoon, die niet meer in het pleeggezin kon blijven. Hij erkent dat hij met een instelling contact heeft gezocht om te kijken of dat een geschikte plaats zou kunnen zijn, maar niet met de intentie om de jongen daar zonder overleg onder te brengen. Hij wilde eerst de haalbaarheid onderzoeken en geen opties bespreken die dan eventueel niet mogelijk zouden zijn. Jeugdprofessional snapt dat dit mogelijk verkeerd is overgekomen en trekt daar lering uit.
Wat betreft de uitspraak ‘griezelig’, dat was een uitspraak van de pleegvader die zei dat de zoon ‘wat griezelige uitspraken’ had gedaan. De jeugdprofessional heeft die woorden gebruikt, zich niet voldoende realiserende dat het daarmee leek alsof hij de zoon ‘griezelig’ vond. Ook daarvan kan de professional inzien dat het niet goed duidelijk is gemaakt waarom die woorden zijn gekozen.
Naar waarneming van de Commissie kan de professional het handelen goed onderbouwen. Een punt van aandacht is dat de professional ook als opvolger van de gezinsvoogd nog enkele weken betrokken is geweest bij het gezin, en er desondanks geen gesprek heeft plaatsgevonden met de ouders over de gang van zaken tijdens de uithuisplaatsing. De Commissie geeft dat punt van aandacht nog nadrukkelijk mee aan de professional. Alhoewel de jeugdprofessional zich naar de mening van de Commissie heel goed bewust is (geweest) van de impact van de gebeurtenissen, heeft dat in de dagen erna niet tot actie geleid. Dat je als professional alleen een uitvoerende taak hebt en op dat moment niet de beslissingen neemt, ontslaat je niet van de verantwoordelijkheid om over dat handelen rekenschap te geven. Niet alleen als iemand erom vraagt, maar vanuit het besef dat een situatie met zoveel impact er vaak om vraagt dat betrokkenen daar nog vragen over willen stellen, hun zorgen en beleving kunnen delen.
7 Conclusie van de Commissie
De Commissie heeft afgezien van een inzichtgesprek, omdat naar mening van de Commissie de jeugdprofessional de aandachtspunten die er zijn in het handelen zelf al benoemde en verder heeft uitgewerkt in het visiegesprek. De jeugdprofessional geeft er blijk van bereid te zijn om over zijn handelen verantwoording af te leggen en daarop te reflecteren. De Commissie heeft er vertrouwen in dat door de klacht en het gesprek daarover de beoogde reflectie en bewustwording tot stand is gekomen, en dat de professional de opgedane leerpunten meeneemt in het handelen in de toekomst.
8 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 23.007PT
Het Voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. De Commissie is van mening dat de boogde bewustwording van de jeugdprofessional over haar handelswijze voldoende op gang is gekomen en aanzet heeft gegeven tot verdere reflectie.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 3 mei 2023 in zaaknummer 23.007PT
De klacht is ingediend door {de moeder}, hierna te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional], werkzaam als jeugdzorgwerker bij {de GI}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 31 januari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van D.J.B. de Wolff (voorzitter), J.C.W. de Laat en R. van Schaik (beiden lid-beroepsgenoot).
D.J.B. de Wolff
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.007PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de moeder}, verder te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als jeugdzorgwerker bij {de GI}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de moeder is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw M. Wolschrijn, de heer E. Ouwerkerk, de heer W. Scholtus (klankbordlid) en mevrouw J. Steenmeijer. De Commissie werd daarbij ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De moeder heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 7 januari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 31 januari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar de Commissie.
– Het visiegesprek met de moeder heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 27 maart 2023.
– De bevindingen zijn teruggekoppeld aan de jeugdprofessional op 3 april 2023.
– Het inzichtgesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 6 april 2023.
– De Commissie heeft naar aanleiding van het inzichtgesprek met de jeugdprofessional opnieuw beraadslaagd op 12 april 2023.
3 Achtergrond van de klacht
Klaagster is moeder van een zoon (geboren in 2009), die in maart 2020 met een spoedmachtiging uit huis is geplaatst en in een pleeggezin is geplaatst. De jeugdprofessional in de onderhavige zaak heeft samen met een collega de uithuisplaatsing uitgevoerd.
4 De klacht
In de klacht maakt de moeder de jeugdprofessional, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- De jeugdprofessional heeft de ouders onjuist en/of onvolledig geïnformeerd over de gang van zaken rondom de spoeduithuisplaatsing. Volgens de moeder heeft de professional op 6 maart 2020 de spoeduithuisplaatsing uit willen voeren terwijl deze aanvraag nog niet was bekrachtigd door de rechtbank. Volgens de moeder is dit opgemerkt door iemand op school nadat de ouders al waren geïnformeerd over de uithuisplaatsing.
- De jeugdprofessional heeft onjuist gehandeld tijdens het ophalen van de zoon van school. Volgens de moeder is haar zoon flink van streek geraakt tijdens het ophalen van school. De moeder vraagt zich af of er tijdens dit handelen wel voldoende rekening is gehouden met de ASS-problematiek van haar zoon. Tevens heeft de professional zich onheus uitgelaten tegenover de partner van moeder door te dreigen dat de politie was ingelicht over de uithuisplaatsing. Ouders hebben het gevoel gehad dat ze werden behandeld als criminelen.
- De jeugdprofessional heeft ouders onvoldoende ingelicht over haar handelen. Volgens de moeder heeft de jeugdprofessional haar onvoldoende op de hoogte gebracht over de stappen die zij heeft overwogen en ondernomen.
- De jeugdprofessional heeft de moeder nooit meer te woord gestaan of op een andere manier uitleg gegeven over haar handelen. De moeder heeft een aantal concrete vragen die zij aan de jeugdprofessional zou willen stellen. Volgens de moeder heeft zij wel verzocht om contact maar is dit altijd tegengehouden omdat de voogd de eindverantwoordelijke was voor deze casus.
- De jeugdprofessional heeft op 16 maart 2020 in de rechtszaal de partner van de moeder vals beschuldigd de zoon met een mes te hebben bedreigd.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De Commissie is naar aanleiding van de visiegesprekken gekomen tot de volgende bevindingen.
De jeugdprofessional wist zich niet meer alles te herinneren van de zaak. Op veel vragen bleef het antwoord uit. De Commissie weegt daarbij mee dat de zaak en de uithuisplaatsing drie jaar geleden hebben plaatsgevonden. Tegelijkertijd is de jeugdprofessional nog werkzaam bij de instelling, en zou zij dus terug hebben kunnen lezen wat er destijds is gebeurd. In het visiegesprek bleek dat de jeugdprofessional niet zelf schriftelijk heeft gerapporteerd over de gebeurtenissen rond de uithuisplaatsing en dat zij alleen een mondelinge terugkoppeling heeft gegeven aan de gezinsvoogd. Gezien de impact van de gebeurtenissen, is het de vraag of dat voldoende is. Voor de ouders, maar later voor de jeugdige ook, is het belangrijk om terug te kunnen lezen wat er zich heeft afgespeeld en waarom welke beslissingen zijn genomen. Dat is ook de achterliggende gedachte van de ruime bewaartermijn van dossiers (indien ondertoezichtstelling: 30 jaar na meerderjarigheid). Die verantwoordelijkheid om het handelen vast te leggen in een rapportage/dossier betreft niet alleen de gezinsvoogd, maar iedereen die in een casus handelt voor zover het over het eigen handelen gaat. Deze terugkoppeling zou ‘rechtstreeks’ moeten zijn, in de zin dat de jeugdprofessional die heeft gehandeld dat zelf in het dossier verwerkt, en niet via een andere professional. Dat geldt voor al het handelen rond de uithuisplaatsing, maar ook voor het vervangen van de gezinsvoogd bij de rechtbank. Daarvan is evenmin door de jeugdprofessional zelf een aantekening in het dossier opgenomen, waardoor de moeder het niet ‘uit eerste hand’ heeft kunnen teruglezen. Als de jeugdprofessional dat zelf had opgenomen in het dossier, had zij duidelijk kunnen maken dat ze daar, ter onderbouwing van het verzoek om de spoeduithuisplaatsing, de woorden van de gezinsvoogd heeft gebruikt om aan te geven wat er in het gezin gebeurd was.
De Commissie ziet naast het terugkoppelen en rapporteren van het handelen in het dossier (transparantie) ook als aandachtspunt het oog hebben voor de impact van het handelen rond de uithuisplaatsing op de betrokkenen. Het is de vraag of de jeugdprofessional zich voldoende bewust is geweest van die impact. Bewustzijn van de impact van het eigen handelen is een eerste voorwaarde om mensen ook echt recht te kunnen doen.
De Commissie heeft op basis van het visiegesprek de volgende aandachtspunten voor de professional geformuleerd:
- De wijze van terugkoppelen van de gebeurtenissen rond de spoeduithuisplaatsing.
- Het handelen tijdens de zitting van de rechtbank waar de jeugdprofessional als plaatsvervanger aanwezig is geweest.
- De algemene impact van de gebeurtenissen rond de uithuisplaatsing op de betrokkenen, en welke lessen er zijn te leren voor de toekomst.
7 Inzichtgesprek
Op 6 april 2023 heeft de Commissie de bevindingen met de jeugdprofessional in een zogenaamd inzichtgesprek besproken. Het volgende is hierbij naar voren gekomen.
De jeugdprofessional vindt het vervelend dat ze zich weinig kon herinneren, vooral omdat door de klacht blijkt dat de gebeurtenissen op betrokkenen grote impact hebben gehad en nog steeds hebben. Ze vindt het ‘heftig’ om te horen dat de ouders zich door haar als criminelen behandeld hebben gevoeld. Liever was zij gelijk in contact getreden met de ouders. Zij realiseert zich nu dat ze dat destijds uit eigen beweging had kunnen doen, ook al was zij formeel alleen de uitvoerder van de uithuisplaatsing en vervanger van de gezinsvoogd bij de rechtbank.
Het belangrijkste inzicht voor jeugdprofessional ligt in het zelf rapporteren over gebeurtenissen, zodat betrokkenen het zoveel mogelijk ‘uit eerste hand’ horen. De jeugdprofessional ziet in dat ze iets heeft laten liggen door alleen mondeling terug te koppelen aan de gezinsvoogd, en niet zelf een verslag te schrijven van de gebeurtenissen rond de uithuisplaatsing en de zitting op de rechtbank. Daarop terugkijkend had ze zelf het dossier op die punten moeten bijwerken. Ze ziet nu dat het belangrijk is om ‘toegankelijk’ te zijn voor cliënten, en eventueel zelf ook het contact te zoeken.
De jeugdprofessional heeft toegelicht hoe zij in de afgelopen jaren haar handelwijze steeds heeft aangepast om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de beleving van betrokkenen. Zo zegt ze nu meer oog te hebben voor de vraag welke belangrijke vragen er leven bij ouders als een kind uit huis geplaatst wordt en zij anticipeert daarop. Ze zorgt dat ze zoveel mogelijk informatie aan betrokkenen kan meedelen zoals wanneer er weer een eerste contactmoment mogelijk is. Ook heeft ze nu meer oog voor nazorg bij een impactvolle gebeurtenis. Is er steun en hulp voor de betrokkenen beschikbaar?
Ook heeft de jeugdprofessional in de organisatie besproken dat als er een verzoek tot contact komt of een klacht, dat zij daar als betrokken professional van op de hoogte wil worden gebracht. Ze betreurt het dat ze pas nu enige uitleg kan geven, op een moment dat veel van de herinneringen al zijn weggezakt. Ze ziet daarin ook haar eigen aandeel. Ze had immers zelf contact kunnen opnemen, ook al was zij niet de verantwoordelijke gezinsvoogd in de casus. In het visie- en inzichtgesprek heeft zij aangegeven alsnog bereid te zijn met de moeder in gesprek te gaan.
Al met al is naar de mening van de Commissie de beoogde bewustwording van de jeugdprofessional over haar handelwijze voldoende op gang gekomen en is de aanzet gegeven tot verdere reflectie. De Commissie heeft er vertrouwen in dat zij de besproken aandachtspunten verder meeneemt in de reguliere reflectie op het handelen.
8 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.
Zaaknummer 23.019PT
Het Voorportaalcollege sluit het dossier na behandeling van de klacht door de Commissie van Consultatie. Er was volgens de Commissie geen behoefte aan een inzichtgesprek, daar het leren en reflecteren al had plaatsgevonden en de bereidheid tot toelichting door de jeugdprofessional al in actie is omgezet.
Beslissing van het Voorportaalcollege van 3 mei 2023 in zaaknummer 23.019PT
De klacht is ingediend door {de moeder}, hierna te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als (hulp)jeugdzorgwerker bij {de GI}, hierna te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht is door het Voorportaalcollege op 31 januari 2023 ter behandeling doorverwezen naar de Commissie van Consultatie, hierna: de Commissie. De Commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in een advies aan het Voorportaalcollege. Dit advies is aan deze beslissing gehecht.
1 Advies van de Commissie aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege het dossier te sluiten.
2 Beslissing van het Voorportaalcollege
Het Voorportaalcollege sluit het dossier (artikel 6.6.3 van het Reglement Professioneel Toezicht).
Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
Deze beslissing is op 3 mei 2023 genomen door het Voorportaalcollege in de samenstelling van D.J.B. de Wolff (voorzitter), J.C.W. de Laat en R. van Schaik (beiden lid-beroepsgenoot).
D.J.B. de Wolff
voorzitter
Advies van de Commissie van Consultatie in zaaknummer 23.019PT aan het Voorportaalcollege
De klacht is ingediend door {de moeder}, verder te noemen: de moeder.
De klacht is ingediend tegen {de jeugdprofessional}, werkzaam als (hulp)jeugdzorgwerker bij {de GI}, verder te noemen: de jeugdprofessional.
De klacht van de moeder is behandeld door de Commissie van Consultatie (hierna: de Commissie) bestaande uit mevrouw M. Wolschrijn, de heer E. Ouwerkerk, de heer W. Scholtus en mevrouw J. Steenmeijer. De Commissie werd daarbij ondersteund door mevrouw mr. E.M.A. Heunen, secretaris SKJ.
1 Advies aan het Voorportaalcollege
De Commissie adviseert het Voorportaalcollege om het dossier te sluiten omdat de klacht voldoende behandeld is.
In het hiernavolgende schetst de Commissie het procesverloop en legt zij uit hoe zij tot dit advies is gekomen.
2 Procesverloop
– De moeder heeft een klacht tegen de jeugdprofessional ingediend op 16 januari 2023.
– De klacht is door het Voorportaalcollege behandeld op 31 januari 2023.
– Het Voorportaalcollege heeft de klacht ter behandeling doorverwezen naar de Commissie.
– Het visiegesprek met de moeder heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023.
– Het visiegesprek met de jeugdprofessional heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023.
– De Commissie heeft beraadslaagd en is tot haar bevindingen gekomen op 16 maart 2023.
– De bevindingen zijn teruggekoppeld aan de jeugdprofessional op 21 maart.
3 Achtergrond van de klacht
Klaagster is moeder van een zoon (geboren in 2009), die in maart 2020 met een spoedmachtiging uit huis is geplaatst en in een pleeggezin is geplaatst. De jeugdprofessional heeft over de plaatsing in het pleeggezin een telefoontje beantwoord van de pleegzorgwerker Het telefoontje betrof een incident in het pleeggezin waarbij de zoon van moeder betrokken was. De pleegzorgwerker zocht contact met de gezinsvoogd om te overleggen over de ontstane situatie. Omdat de gezinsvoogd niet bereikbaar was, heeft de jeugdprofessional in onderhavige zaak het gesprek aangenomen en daarvan een contactnotitie gemaakt.
4 De klacht
In de klacht maakt de moeder de jeugdprofessional, zeer beknopt samengevat, de volgende verwijten.
- De jeugdprofessional heeft een eenzijdig en negatief beeld beschreven over haar zoon en heeft de situatie onzorgvuldig beschreven. Volgens de moeder heeft de jeugdprofessional een incident bij het pleeggezin onjuist beschreven in het dossier. Volgens de moeder is het voorval anders gelopen en is het groter geworden door hoe de jeugdprofessional daarover heeft gerapporteerd. Ook noemt de jeugdprofessional pleegvader een ‘veilige en stabiele factor’ daar waar de moeder later van haar zoon heeft begrepen dat deze pleegvader ‘losse handjes’ heeft. De moeder vindt deze omschrijving daarom misplaatst.
- De jeugdprofessional heeft de moeder nooit meer te woord gestaan of op een andere manier uitleg gegeven over haar handelen. De moeder las pas in het dossier dat deze jeugdprofessional ooit betrokken is geweest bij de casus. Toen de moeder om contact vroeg bleek de jeugdprofessional niet meer bij {de GI} te werken. De moeder heeft nooit een antwoord gekregen op haar vragen met betrekking tot de betreffende notitie.
5 Werkwijze van de Commissie
De Commissie behandelt een klacht als potentieel leermoment voor de jeugdprofessional.
Uitdrukkelijk is de Commissie niet op zoek naar goed of fout handelen, en ook niet naar het oordeel of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. De Commissie gaat op zoek naar de inzichten die naar aanleiding van de gebeurtenissen naar voren komen en beziet welke leeropbrengst dit kan hebben voor betere zorgverlening door de jeugdprofessional in de toekomst.
6 Bevindingen van de Commissie
De Commissie is naar aanleiding van de visiegesprekken gekomen tot de volgende bevindingen.
De jeugdprofessional heeft in het visiegesprek aangevoerd dat zij de gebeurtenissen die aanleiding gaven tot het telefoontje van de pleegzorgwerker heeft opgeschreven zoals het haar ter ore is gekomen tijdens het telefoongesprek. Bewust heeft zij geprobeerd om de interpretatie te vermijden. Zij realiseert zich dat zij bij het opschrijven nog duidelijker had kunnen maken dat het ging om de woorden van de pleegzorgwerker, en dat zij duidelijker had kunnen maken dat op dat moment onduidelijk was hoe het incident precies was gegaan. De pleegzorgwerker die verslag deed van de gebeurtenissen had immers het ook zelf uit tweede hand (van pleegouders). Ze snapt dat door de manier van opschrijven de schijn is gewekt dat voor haar vaststond hoe het incident gelopen is, terwijl er op dat moment nog veel onduidelijk was.
De jeugdprofessional heeft inderdaad opgeschreven dat de pleegvader de stabiele factor was. De jeugdprofessional licht toe dat in die situatie, waarin andere pleegkinderen en de pleegmoeder bang waren geworden, de pleegvader op dat moment de stabiele factor was, omdat hij niet bang was. Omdat de zoon niet in het pleeggezin kon blijven maar er ook niet direct een oplossing was, moest de zoon nog een paar dagen in pleeggezin blijven en is in de context van die overbrugging gezegd dat de pleegvader nog een dag vrij kon nemen en dat het voor die dag was opgelost omdat hij op dat moment de stabiele factor was. De jeugdprofessional snapt dat wat de moeder later heeft gehoord van haar zoon over de pleegvader, haaks staat op die uitspraak van ‘stabiliteit’.
Dat het dossier en de contactnotitie pas in september 2021 beschikbaar zijn gesteld aan de moeder, ligt volgens de jeugdprofessional buiten haar invloedssfeer omdat zij alleen wat betreft het telefoongesprek waar heeft genomen voor de gezinsvoogd. Achteraf is ze van mening dat ze had kunnen navragen of de moeder geïnformeerd was over het telefoontje van de pleegzorgwerker en de contactnotitie die zij daarvan heeft gemaakt.
De jeugdprofessional begrijpt dat haar woorden een onbedoeld effect hebben gehad en wil daarom graag aan de moeder toelichten hoe haar handelen tot stand is gekomen. Op eigen initiatief heeft ze daarom een brief aan moeder geschreven, die zij aan de Commissie heeft gestuurd om als bijlage bij de bevinding toe te voegen.
7 Conclusie van de Commissie
Het is de Commissie voldoende duidelijk geworden hoe het handelen van de professional tot stand is gekomen. Waar aandachts- en leerpunten ten aanzien van haar handelen op te merken zijn, heeft de jeugdprofessional deze zelf al opgepakt. Zij heeft er begrip voor dat de contactnotitie vragen oproept, en heeft uit eigen beweging een brief geschreven waarin ze haar handelen toelicht.
De Commissie heeft daarom geen aanleiding gezien om een inzichtgesprek te houden omdat het reflecteren en leren al heeft plaatsgevonden en de bereidheid tot toelichting door de jeugdprofessional al in actie is omgezet.
8 Tot slot
In het voorgaande is uitgelegd hoe de Commissie tot haar advies is gekomen. Het Voorportaalcollege beslist uiteindelijk of het dossier zal worden gesloten.