15.006B

College van Beroep
Beslissingsdatum:
20/10/2015
Kamer:
Jeugdzorgwerkers
Ontvankelijkheid:
Niet-ontvankelijk
Beroep:
Beslissing in beroep
Instelling:
Gecertificeerde Instelling
Gerelateerde beslissingen:
14.18T
Oordeel:
N.v.t.
Maatregel:
Geen maatregel
Appellant wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk in hoger beroep

Uitspraak d.d. 20 oktober 2015 inzake het beroep tegen de uitspraak van het College van Toezicht (CvT) van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) van 14 april 2015, verzonden op 15 april 2015.

Klager in de behandeling in eerste aanleg gaat in beroep tegen deze uitspraak.

[klager], hierna te noemen: de appellant, tegen:

[aangeklaagde], hierna te noemen: de verweerster.

Samenstelling van het College van Beroep SKJ
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden in de volgende samenstelling:
mr. P.A.J.Th. van Teeffelen, voorzitter,
mr. A.P. van der Linden,
mevrouw J. Blaauw,
W. Scholtus,
W. Veldhuis, leden.

Als secretaris is opgetreden mevrouw mr. E.C. Abbing.

1 Verloop van de procedure tot aan het beroep

Op 24 juli 2014 ontvangt het College van Toezicht van de NVMW per e-mail een klachtschrift van klager. Per e-mail d.d. 22 september 2014, 19 oktober 2014 en 11 november 2014 licht klager, desgevraagd, zijn klacht nader toe. Op 15 december 2014 ontvangt het College van aangeklaagde een verweerschrift d.d. 12 december 2014. Op 15 januari 2015 deelt het College van Toezicht NVMW klager en aangeklaagde het besluit mee dat een hoorzitting wordt gehouden, welke plaatsvindt op 24 februari 2015 te Utrecht. Verschenen zijn klager en aangeklaagde. Aangeklaagde werd bijgestaan door [gemachtigde], en door [beleidsmedewerker], beleidsmedewerker Kwaliteit bij de instelling waaraan aangeklaagde verbonden is. Het College van Toezicht NVMW heeft allereerst vastgesteld niet bevoegd te zijn klachten over gedragingen van aangeklaagde in behandeling te nemen, die zich hebben afgespeeld voor [datum] 2014, de datum waarop aangeklaagde zich heeft geregistreerd.
De klacht die het College wel in behandeling neemt, luidt als volgt: Aangeklaagde is nalatig geweest door niet deel te nemen aan een gesprek in [maand] 2014, naar aanleiding van een door klager ingediende klacht bij de instelling waar aangeklaagde in dienst is, waardoor haar bevindingen over pleegouder [A] niet betrokken zijn bij de klachtafhandeling.
Het College stelt verder vast: Aangeklaagde was niet de begeleider van klager gedurende zijn plaatsing bij pleegouder [A]; aangeklaagde begeleidde wel andere pleegkinderen die bij pleegouder [A] verbleven.
Het was het besluit van de instelling om aangeklaagde, conform het klachtreglement van de betreffende instelling, niet uit te nodigen voor het gesprek over de klacht, nu deze in algemene termen gericht was tegen die instelling. Het was niet aangeklaagde zelf die besloot om niet bij het klachtgesprek aanwezig te zijn, dan wel om niet in te gaan op een uitnodiging om aanwezig te zijn. Aangeklaagde is verzocht om schriftelijk een aantal vragen te beantwoorden en zij heeft dat ook gedaan. Nu klager geen feiten of omstandigheden aanvoert die het College tot het oordeel kunnen brengen dat aangeklaagde in dit opzicht tekort is geschoten, oordeelt het College van Toezicht NVMW dat het feit dat aangeklaagde niet aanwezig was bij het (klacht)gesprek in [maand] 2014 haar niet verweten kan worden. Op grond hiervan oordeelt het College de klacht ongegrond.

2 Ontvankelijkheid van het beroepschrift en van het beroep

Tijdig binnen de beroepstermijn heeft klager op 20 mei 2015 beroep ingesteld bij het College van Beroep van SKJ tegen de uitspraak van de NVMW. Als grondslag voor zijn beroep heeft klager aangevoerd, dat hij op grond van “een structureel tekort aan waarheidsvinding” bezwaar maakt tegen de onderhavige uitspraak. Het SKJ heeft zich op het standpunt gesteld dat deze grondslag onvoldoende concreet is en heeft appellant onder verstrekking van een nieuwe termijn de gelegenheid gegeven een nieuw, verbeterd beroepschrift in te dienen. Deze nieuwe en tweede termijn loopt af op 21 augustus 2015. Appellant heeft op 31 augustus 2015, dus tien dagen te laat, het nieuwe beroepschrift ingediend.
Het College van Beroep oordeelt, dat appellant royaal in de gelegenheid is gesteld om tijdig een behoorlijk beroepschrift in te dienen en door na te laten dit te doen, conform artikel 35 van het Tuchtreglement niet-ontvankelijk in zijn beroep dient te worden verklaard.

3 Overweging ten overvloede

Het College is desondanks nog bij partijen nagegaan of het gesprek in [maand] 2014, waarop het College van Toezicht NVMW doelt, heeft plaatsgevonden voor of na [datum] 2014, het tijdstip van registratie van aangeklaagde. Voldoende is komen vast te staan, dat het betreffende gesprek heeft plaatsgevonden na [datum] 2014, zodat bij een voldoende concreet en tijdig ingediend beroepschrift het klachtschrift in zoverre ontvankelijk zou zijn geweest.
Niettemin zou ook dan de klacht van klager zijn gestrand. Ook in zijn tweede beroepschrift geeft hij niet, althans niet voldoende concreet aan waarom aangeklaagde aanwezig zou moeten zijn geweest bij een gesprek, dat georganiseerd werd door de betreffende instelling en waarbij een klacht in algemene termen gericht was tegen deze instelling.

4 Uitspraak

Klager is wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Uitspraak aldus gedaan op 20 oktober 2015 in de genoemde samenstelling

mr. P.A.J.Th. van Teeffelen, voorzitter

mevrouw mr. E.C. Abbing, secretaris